Wanneer een dier dat op een vogel lijkt en geen ei legt dan gaat het om een zoogdier. Voorbeelden hiervan zijn huidvliegers, vleermuizen en vliegende eekhoorns. Dat zijn geen eierleggende vogels maar zoogdieren.
Zoogdieren hebben longen om adem te halen. Vissen zijn dus geen zoogdieren, want die hebben kieuwen. Alle zoogdieren hebben haren.
Oviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ontwikkelt het embryo zich niet in het lichaam van de moeder, maar in het ei.
Welk reptiel legt geen ei? Er zijn ook reptielsoorten waarbij de eieren in het moederlichaam tot ontwikkeling komen, zoals de adders. Zij zijn eierlevendbarend, andere voorbeelden zijn de meeste wurgslangen en sommige hagedissen. Bij de schildpadden en krokodilachtigen komt eierlevendbarendheid niet voor.
Het is niet algemeen bekend dat bij vogels, in tegenstelling tot wat bij mensen en vele andere diersoorten het geval is, de mannetjes de eieren leggen.
Een haan die met een hen wil paren, pakt eerst met zijn snavel een pluk veren achter haar kop, zodat zij niet kan weglopen. Dan duwt hij zijn cloaca tegen de cloaca van de hen aan. De cloaca van de haan stulpt uit, waardoor de zaadcellen in de cloaca van de hen komen. Die bevruchten dan de eicellen in de eileider.
De vagina van de vrouwtjeseend is spiraalvormig en lijkt op een telefoonsnoer. Deze spiraal is tegengesteld gevormd aan de penis van de woerd. Hierdoor gaat de gedwongen bevruchting moeizaam. Pas als ze zich overgeeft aan de woerd en zich ontspant kan hij het zaad succesvol bij haar naar binnen spuiten.
Tot de amfibieën behoren de kikkers (Anura), de salamanders (Caudata) en de wormsalamanders (Gymnophiona). In totaal zijn er ruim 8200 beschreven soorten. Hiervan behoren er ongeveer 7300 tot de kikkers (inclusief padden), 760 tot de salamanders en 200 soorten tot de wormsalamanders.
Juvenielen (jonge dieren) groeien sneller en vervellen vaker dan oudere dieren. Jongere exemplaren gaan vaak pas eten na de eerste vervelling. Ook de vervelling van volwassen slangen valt vaak samen met veranderingen in het gedrag, zoals het aanbreken van de voortplantingstijd of het afzetten van de eitjes.
Er zijn geen vogels die geen eieren leggen. Wanneer een dier dat op een vogel lijkt en geen ei legt dan gaat het om een zoogdier. Voorbeelden hiervan zijn huidvliegers, vleermuizen en vliegende eekhoorns.
De vrouwtjesvissen zullen de eieren leggen, waarna de mannetjesvissen deze gaan bevruchten door er hun zaad overheen te brengen. Dat zaad noemen we bij vissen hom en de eitjes zijn ook wel bekend onder de naam kuit. De meeste vissoorten paaien altijd op dezelfde plekken, die men paaiplaatsen noemt.
Jonkies uit eieren Er zijn twee diersoorten die we tot de zoogdieren rekenen, die wel eieren leggen. Het zijn: 1. het vogelbekdier en 2. de mierenegel. Deze dieren komen alleen voor in Australië en op Nieuw-Guinea, een eiland ten noorden van Australië.
Dieren die eieren leggen zijn vissen, amfibieën, insecten, reptielen, vogels en monotreme zoogdieren.
Roofdieren (Carnivora) vormen een orde van zoogdieren die zich voornamelijk voeden met vlees en ander dierlijk materiaal.
Dolfijnen zijn zoogdieren, zeezoogdieren om precies te zijn. Ze baren dus levende jongen, die ze zogen met moedermelk. Ze halen adem met longen, dus niet met kieuwen en ze zijn warmbloedig.
Slangen hebben net als veel andere dieren een spijsverteringsstelsel met onder andere een maag, lever en darmen. Bij slangen komt de ontlasting uit de darm en de urine uit de nieren samen in een ruimte. Die ruimte wordt de cloaca genoemd. Slangen poepen en plassen tegelijk.
Mannelijke ezels heten ezelhengsten. Vrouwelijke ezels ezelinnen. Jongen van ezels heten ezelsveulens. Een kruising tussen ezelhengst en paardenmerrie wordt muildier genoemd, die tussen ezelin en paardenhengst heet een muilezel.
Voorbeelden van reptielen zijn schildpadden, krokodillen, squamata en brughagedissen. In de toekomst zul jij deze twee diergroepen nooit meer door elkaar halen.
Reptielen hebben schubben. Hierdoor is hun huid een stuk grover en daardoor geschikt om op het land te leven. Amfibieën hebben daarentegen een gladde huid. In plaats van schubben hebben ze namelijk klieren.
Een kikker kan heel lang onder water blijven, omdat hij met de huid zuurstof uit het water op kan nemen. De voorpoten hebben geen zwemvliezen, de achterpoten wel. Af en toe haalt hij boven water wat extra lucht. Als hij langzaam zwemt, bewegen de achterpoten niet tegelijk in dezelfde richting.
Dat begint met het versieren -de paringsrituelen - en gaat door tot en met het naspel. Aanraking, opwinding en penetratie zijn universeel. Maar wat er daarnaast, daarvoor en daarna gebeurt, kan nog wel eens verschillen. Het seksuele gedrag van de mens is namelijk voor een groot deel cultureel bepaald.
Kwakers die kwaken echt bijna altijd. Ook als er geen onrust is of schrik. Bij schrik veranderd de toonhoogte en de intensiteit van het geluid. Een wilde eend kwaakt niet snel in het donker omdat zij zich dan verraad.
Voor het geval dat het ooit aan de orde is; laat een dierenarts nooit antibiotica geven voor botulisme, want antibiotica dood inderdaad de botulisme bacterie, en vervolgens zullen alle toxinen van de dode bacteriën je eend doden. Kotsende eend kan veel verschillende oorzaken hebben, ook onschuldige.