De naam dubbeltje vond zijn oorsprong in het feit dat het geldstuk twee stuivers waard was (dubbele stuiver). Na de invoering van het decimale stelsel in Nederland (rond 1800) werd het muntje van 10 cent dubbeltje genoemd.
Het muntstuk van 5 eurocent wordt in Nederland ook stuiver genoemd (in Ierland wordt dit muntstuk shilling genoemd). Niet alleen is de waardeaanduiding (5 cent) gelijk, ook komen de vorm en dikte nagenoeg overeen.
Herkomst onduidelijk. Mogelijk ontleend aan Middelnederduits stuver 'muntstuk' (FvW), dat dan een afleiding is van het bn. stuf 'stomp, afgeknot' en verwant is met → stoppen 1: munten waren in Noord-Europa oorspr. afgeslagen stukken van staven of ringen van edelmetaal, zie ook → duit.
Kwartje was de populaire naam van het Nederlandse vijfentwintigcentsstuk, een munt in het muntstelsel uit het koninkrijk. De naam is afkomstig van zijn waarde van een kwart gulden, al heeft de waardeaanduiding altijd 25 cent geluid.
De stuiver werd verdeeld in 8 duiten. De onderverdeling van de gulden in 20 stuivers was gebaseerd op de waarde van de gouden carolusgulden die in 1521 was ingevoerd. In 1544 werd er voor het eerst een zilveren carolusgulden geslagen.
De naam dubbeltje vond zijn oorsprong in het feit dat het geldstuk twee stuivers waard was (dubbele stuiver). Na de invoering van het decimale stelsel in Nederland (rond 1800) werd het muntje van 10 cent dubbeltje genoemd.
Wat waren deze munten waard? Rond 1625 kon men voor een duit een appel of een ei kopen, voor 2 stuivers kocht men een gekleurde aardewerken schaal of een pond kaas en voor een paar schoenen betaalde men 28 stuivers.
Bekend als de "pistareen" in de Verenigde Staten, had deze munt een nominale waarde van 20 cent, en zijn tegenhanger geslagen in de Spaanse koloniën was gelijk aan 25 cent.
Een muntje van 1 cent uit Monaco, uit 2001 of 2002, is om en bij de 100 euro waard. Hetzelfde geldt voor een muntje van 2 cent uit het Vaticaan uit 2002 of 2003. Nog een zeldzaam rostje is dat van 1 cent dat Finland in 2001 uitgaf. Dat is 10 euro waard.
De 10, 20 en 50 cent muntjes zijn gemaakt van koper, aluminium, zink en tin en zijn geelkleurig. En de 1 en 2 euro munten tot slot zijn een combinatie van laagjes nikkel, koper en messing. De binnenring van de 1 euromunt is zilverkleurig en de buitenste ring is goudkleurig.
Wanneer men in Tilburg zegt: "Hij is van penning zestien" bedoelt men 'n gierigaard. Iets "tegen penning zestien" verkopen is iets heel duur van de hand doen. Er werd in vroeger tijd wel geld geleend "tegen de penning zestien". Dit betekende, dat één zestiende deel van het geleende geld als rente moest betaald worden.
Een dubbeltje op z'n kant is een uitdrukking die aangeeft dat iets maar net goed is gegaan. Als je al dan niet met veel geluk een krappe voldoende op een toets haalt en daardoor nét je diploma behaalt, was dat een dubbeltje op zijn kant.
Een van de voormalige guldenmunten was de rijksdaalder. De rijksdaalder is een munt met een waarde van tweeënhalve gulden.
De prijs van een vijf cent 1948 van Wilhelmina is afhankelijk van de kwaliteit van de munt deze is te herkennen aan de hoeveelheid slijtage door gebruikerssporen uit die periode. De verzamelwaarde van de 5 cent 1948 Wilhelmina wordt bepaald op kwaliteit.
Dit doet u bij de Nederlandsche Bank (DNB) in Haarlem. Guldenmunten (als dubbeltjes en rijksdaalders) kunt u bij DNB niet meer omwisselen. Andere valuta kunt u alleen omwisselen in het land waar het geld vandaan komt.
Het 5-gulden muntstuk heette gewoon 'vijfje'. Komen we op het briefgeld dan is er ook een 'vijfje', wat hier staat voor het vijf gulden biljet. Dan is er het 'tientje' (tien gulden), in de volksmond soms 'joetje' genoemd.
Eén eurocent is één honderdste deel van €1,00, dus €1,00 : 100 = €0,01. Twee euro schrijf je als €2,00. Twee eurocent is één honderste deel van €2,00, dus €2,00 : 100 = €0,02.
De nominale waarde van 50 gulden, omgerekend ongeveer €22,50, is voor de munten niet meer geldig, omdat de banken deze stukken niet meer accepteren. De waarde is dus enkel afhankelijk van de actuele zilverprijs.
Reiniging in een bad van soda en glycerine Leg de munten in een bad van 10 delen natriumhydroxide/huishoudsoda, 4 delen glycerine en 100 delen gedestilleerd water. Hierdoor verdwijnt de groene aanslag van de koperen munten en worden de oxidekorsten grotendeels opgelost.
De duit was vóór de invoering van het decimale stelsel het muntje met de laagste waarde in de Nederlanden. Acht duiten waren een stuiver waard, dus gingen er 20 maal 8 = 160 duiten in één gulden.