Bij uitvoegen verlaat je de doorgaande rijbaan via een uitvoegstrook. Voordat je de uitrijstrook opgaat, kijk je goed in je spiegels en check je de dode hoek. Er kan bijvoorbeeld al iemand op de uitvoegstrook rijden, voor of achter je.
Maar voordat je dat doet, bepaal je eerst waar je wilt invoegen. Kijk in de binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en links opzij – niet achterom! Wees bedacht op haastige bestuurders die achter je al met invoegen zijn begonnen (dode hoek). Is de weg vrij, geef dan richting aan en ga in een vloeiende beweging de weg op.
Wil iemand tegelijkertijd invoegen met iemand die uitvoegt dan heeft géén van beide voorrang. Iemand die van rijstrook wisselt doet een bijzondere manoeuvre. Volgens de wet moet hij dan al het andere verkeer voor laten gaan. Wisselen beiden van rijstrook dan biedt de wet geen uitsluitsel over wie er voorrang heeft.
Is het bomvol op de rijstrook waar u wilt invoegen, speur dan eerst naar een gat. Dat betekent: uw ogen op de weg voor u houden, in de binnenspiegel en de linkerbuitenspiegel kijken en een blik over uw linkerschouder werpen om te controleren of er geen auto in de dode hoek zit.
Kijken: kijk of de uitvoegstrook vrij is en of er bijvoorbeeld geen file staat; Richting aangeven: geef richting aan naar rechts; Uitvoegen: als je veilig kunt uitvoegen, schuif je door naar de uitvoegstrook; Snelheid minderen: minder je snelheid pas zodra je op de uitvoegstrook rijdt.
Tips bij het uitvoegen
Hou je richtingaanwijzer aan zolang je links naast je blokjes ziet. Na de laatste pijl houden de blokjes op en dan zet je het knipperlicht uit. Schakel altijd voor de (scherpe) bocht naar de juiste versnelling (meestal 3e of 4e versnelling).
Wat moet je doen als je niet kunt invoegen? Op het einde van de invoegstrook stoppen, en wachten totdat je ertussen kan. NIET over de vluchtstrook doorrijden.
Op grond van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (artikel 11) moet links worden ingehaald. In de wet zijn hier een beperkt aantal uitzonderingen op genoemd. Bestuurders die links hebben voorgesorteerd en aangegeven hebben links af te willen slaan, mogen rechts ingehaald worden.
Toelichting. In een weefvak worden verkeerstechnisch gezien een invoegende en uitvoegende beweging zodanig gecombineerd, dat de invoegstrook en uitvoegstrook in elkaar overlopen. Een weefvak is een gelijkvloerse oplossing om uitwisselingen tussen twee rijbanen (met verkeersstroom in dezelfde richting) af te wikkelen.
Wie is aansprakelijk voor een ongeval tijdens het ritsen? In de regel geldt dat, als u van rijstrook wisselt, u een manoeuvre uitvoert en geen voorrang hebt op andere voertuigen. Bij een ongeval bent u dan aansprakelijk voor de schade. Máár de wegcode beschouwt ritsen wanneer dat verplicht is, níét als een manoeuvre.
Als een bestuurder van rijstrook wisselt tijdens het ritsen moet een bestuurder voorrang verlenen. Als beide bestuurders van rijbaan wisselen bij het ritsen moeten beide bestuurders voorrang verlenen. Daarnaast kan van belang zijn met welke snelheid en met welke afstand een bestuurder invoegt.
Invoegen is een bijzondere verrichting waarbij voorrang wordt verleend aan de bestuurders op de doorgaande rijbaan. Hierbij vinden we het als invoegende bestuurder heel normaal dat de auto's op de doorgaande baan even inhouden of een strook opschuiven om ruimte te maken. Maar dit is een gunst, geen verplichting.
Reacties. "Er geldt geen minimumsnelheid voor het wegverkeer. Wel kunt u een boete krijgen als u zo langzaam rijdt dat u het overige verkeer hindert of in gevaar brengt." Dus nee, niet per se, maar je mag overig verkeer niet in gevaar brengen.
Bij een weefstrook (gecombineerd in, en uitvoegen) is het verstandig om het verkeer dat zich op de doorgaande weg bevind, voor te laten gaan. Dus als jij wilt invoegen, en iemand anders wil vanaf de doorgaande weg uitvoegen, gaat degene op de doorgaande weg voor.
Invoegstroken voor werkverkeer
- De beginsnelheid bij het invoegen is gesteld op 0 tot 10 km/h vanwege de beperking bij het uitrijden van het werkvak. - Op rechts gelegen invoegstroken is de snelheid waarmee het verkeer invoegt is 0,75 van de (tijdelijke) maximum snelheid, met een maximum van 60 km/h (0,75 x 80 km/h).
In de avond en nacht (van 19.00 tot 06.00 uur), mag u op sommige snelwegen 120 kilometer per uur of 130 kilometer per uur rijden. De maximumsnelheid in de avond en nacht is dus op veel snelwegen hoger dan overdag.
Als je een auto rechts inhaald betekent dit immers dat de linksrijdende auto onnodig links aan het rijden is.
Vanaf vandaag gaat de boete voor onnodig links rijden van 150 euro naar 220 euro. Ook goed: de boete voor niet-handsfree een telefoon bedienen gaat van 250 naar 350 euro. Tegelijkertijd gaan de snelheidsboetes voor de eerste 10 km/u boven de toegestane snelheid omlaag met 15 procent.
Bij dit onderdeel leer je ver vooruit te kijken (scannen) en belangrijke informatie te onderscheiden van minder belangrijke informatie. Door ver vooruit te kijken (minstens 200 meter) kun je beter en makkelijker anticiperen. Goed ver vooruitkijken en bewust waarnemen is een belangrijk onderdeel van veilig auto rijden.
Stel je hoofdsteun in.
Houdt als vuistregel aan dat de bovenkant van de hoofdsteun even hoog hoort te zijn als de bovenkant van je hoofd. Dit is belangrijk en zorgt ervoor dat bij een botsing je hoofd goed en stevig wordt opgevangen. De afstand tussen je hoofd en de hoofdsteun mag niet meer zijn dan 5 centimeter.
In zo'n situatie raadt Maaskant aan vooral niet stil te gaan staan. "Kan je niet invoegen, stop dan nooit op de invoegstrook, maar rij door over de vluchtstrook. Besef daarbij wel dat je waarschijnlijk een inschattingsfout hebt gemaakt bij het zoeken naar vrije ruimte."
Autosnelwegen zijn snelle wegen. Traag rijden is er zeker geen synoniem voor veiligheid. Ook op de autosnelweg bent u verplicht om rechts te rijden, dit wil zeggen op de rechterrijstrook. Wijzig enkel van rijstrook als dit echt nodig is, bijvoorbeeld om in te halen of om een bepaalde richting te kiezen.
Rechts heeft voorrang, met uitzonderingen
Er zijn een aantal uitzonderingen. Bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg. Bestuurders verlenen voorrang aan een tram. Alle weggebruikers moeten bestuurders van een voorrangsvoertuig voor laten gaan.
Tijdig richting aangeven doe je bijvoorbeeld op wegen binnen de bebouwde kom op circa 100 meter voordat je wilt afslaan en op wegen buiten de bebouwde kom op circa 200 meter als je wilt afslaan. Bij het rijden op een autoweg of autosnelweg geef je tijdig richting aan op circa 300 meter voordat je gaat uitvoegen.