Hoe meet je constructvaliditeit? Statistische analyses worden vaak uitgevoerd om de validiteit te bepalen op basis van de verzamelde data van je metingen. Je onderzoekt de convergente en discriminante validiteit door te bepalen of je meetresultaten positief of negatief correleren met andere bestaande metingen.
Constructvaliditeit (ook wel begripsvaliditeit genoemd) geeft aan in welke mate een onderzoeksinstrument het begrip meet dat het moet meten. Het is één van de vier soorten validiteit die betrekking heeft op meetinstrumenten. De andere drie zijn inhoudsvaliditeit, indruksvaliditeit en criteriumvaliditeit.
Een instrument is valide als het daadwerkelijk het begrip meet dat het beoogt te meten.
Een hoge interne validiteit waarborg je door de onderzoeksmethode academisch te onderbouwen, door aan alle vorige vormen van validiteit te voldoen. Een hoge interne validiteit zorgt voor kwalitatief hoge onderzoeksresultaten. Externe validiteit wordt ook wel generaliseerbaarheid genoemd.
De validiteit en betrouwbaarheid van je scriptie worden bevorderd door de afbakening in je onderzoeksvraag, opzet van je onderzoeksmethode(n), de keuze voor je respondenten, de wijze van dataverzameling en je data-analyse. Dit betekent dat je hierover al moet nadenken in je plan van aanpak of onderzoeksvoorstel.
Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten. Bij betrouwbaarheid daarentegen gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert.
Validiteit (validity) betekent dat je daadwerkelijk het verschijnsel meet dat je beoogt te meten. Wanneer je bijvoorbeeld een fenomeen als 'vertrouwen' wilt meten, zul je moeten nagaan of het instrument dat je daarvoor wilt gebruiken, ook echt geschikt is voor dat doel.
Je steekproef is het effectief aantal antwoorden dat je zal ontvangen. Je populatie is dan 320; tenzij deze 320 al een selectie zijn van een grotere populatie. Als die 320 medewerkers je volledige populatie vormen, dan heb je bij betrouwbaarheid 95% en foutenmarge 5% een steekproef nodig van 175 respondenten.
Interne validiteit is de mate waarin je met zekerheid kunt stellen dat een vastgestelde oorzaak-gevolgrelatie (causaal verband) niet door andere factoren kan worden verklaard. Externe validiteit is de mate waarin je je resultaten kunt generaliseren naar andere omstandigheden of groepen.
Een valide en betrouwbare enquête is een enquête die op consistente wijze heeft gemeten wat gemeten moest worden. Zo kunnen op basis hiervan ware conclusies worden getrokken en zullen bij een herhaling van het onderzoek dezelfde resultaten naar voren komen.
Vragenlijsten, registratieformulieren, schalen, beoordelingslijsten, protocollen: in onderzoek zijn dit allemaal meetinstrumenten. Ze zijn bedoeld om de realiteit op de een of andere manier om te zetten in iets meer formeels, een concept, een code, een cijfer, een reeks getallen, verbanden, al of niet gekwantificeerd.
Interne validiteit betekent simpelweg of de conclusies die je trekt uit een onderzoek logisch zijn binnen het kader van dat onderzoek. Externe validiteit daarentegen gaat over of die conclusies ook toepasbaar zijn op de werkelijke wereld.
Die interne validiteit van onderzoeksinstrumenten vertaalt zich dus naar geloofwaardigheid bij kwalitatief onderzoek. Dé manier om die geloofwaardigheid te vergroten is het goed documenteren van de verzamelde data. Zorg dat je interviews en focusgroepen opneemt met een voicerecorder of een camera.
Onderzoek kan worden onderverdeeld in drie verschillende categorieën: verkennend, beschrijvend en causaal. Elk type onderzoek heeft een ander doel en kan alleen op bepaalde manieren worden gebruikt.
Constructvaliditeit (ook wel begripsvaliditeit genoemd) geeft aan in welke mate een onderzoeksinstrument het concept meet dat het moet meten. Dit is cruciaal om de algemene validiteit van een onderzoeksmethode te kunnen vaststellen.
Validiteit en betrouwbaarheid worden bepaald door de toegepaste onderzoeksmethoden en zijn bepalend voor de kwaliteit van de onderzoeksdata en de conclusies die je daaruit trekt. Om meetfouten te minimaliseren dienen we de eigenschappen van de meting te achterhalen die ons het vertrouwen geven dat we goed bezig zijn.
Ook wel discriminant validiteit genoemd, wordt de omgekeerde redenering toegepast. Als we valide hebben gemeten, dan zouden onze metingen van het construct niet mogen samenhangen met constructen waarmee ze niet samen zouden mogen hangen.
Bij je discussie kun je vervolgens aangeven in hoeverre jouw gekozen onderzoeksmethode ook hebben gemeten wat je wilde meten (validiteit) en in hoeverre de resultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde manier zou uitvoeren (betrouwbaarheid).
Als je onderzoeksresultaten niet valide zijn en je de validiteit dus niet kunt bewijzen, dan geef je dit aan in de beperkingen in je discussie. Er is dan sprake van systematische fouten (research bias) in je studie.
Voor een online enquête is een responspercentage van 20 procent erg goed. Wil je dus 400 ingevulde enquêtes ontvangen, dan zul je je bevraging naar ongeveer 2.000 mensen moeten sturen.
Het verschil tussen betrouwbaarheid en validiteit
Betrouwbaarheid en validiteit zijn sterk aan elkaar verbonden, maar wijzen op verschillende kwaliteiten van het onderzoek. Een onderzoek kan namelijk:Niet valide en niet betrouwbaar zijn.
Twee belangrijke criteria voor een goed meetinstrument zijn de reproduceerbaarheid en validiteit.