De Present Perfect bestaat uit twee delen. Je begint altijd met een vorm van 'to have' (have/has) en daar plak je een voltooid deelwoord achteraan. Dat voltooid deelwoord vorm je meestal door de stam van een werkwoord te nemen en er +ed aan toe te voegen.
Het vormen van de Present Perfect
De present perfect van een werkwoord bestaat uit twee elementen: de juiste vorm van het hulpwerkwoord to have (present tense) plus het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord is stam+ed, bijv. played, arrived, looked.
De basisregel voor het schrijven van de present perfect is: have / has + voltooid deelwoord. to play : I have played football for three years. to see: I have seen this movie six times already.
Om een ontkennende zin te maken in present perfect continuous voeg je het bijwoord niet toe tussen “have”/”has” en “been”. In informele contexten kun je have not of has not ook samentrekken tot “haven't niet” of “hasn't”. Voorbeeld: Ontkennende present perfect continuous The family has not been skiing this winter.
Een present perfect bestaat altijd uit deze formule. Have/Has + voltooid deelwoord.
De Present Simple gebruik je vooral als je praat over feiten en andere dingen die vaak gebeuren. Bij de Present Perfect gaat het juist meer om de lengte van sommige dingen: ze zijn al langere tijd bezig en hebben nog steeds invloed.
Je moet altijd voor de Present perfect kiezen als de tijd van een handeling niet belangrijk of niet gespecificeerd is. Je moet altijd de Simple past kiezen als de bijzonderheden over de tijd of de plaats waarop een handeling plaatsvond gegeven zijn of verzocht worden.
De Present Perfect is een tijdsvorm die het verleden en het heden verbindt. Waar de Past Simple en Past Continuous gebruikt worden voor gebeurtenissen die zich in het verleden hebben afgespeeld, richt de Present Perfect zich juist op de invloed of de voortdurende gevolgen van gebeurtenissen uit het verleden.
have is voor ik, jij wij zij julllie (zijn) has is voor hij zij en het have: we have to go. has: He has to go.
De past perfect wordt gebruikt om aan te geven dat een gebeurtenis plaatsvond voor een andere gebeurtenis. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: Ik ben weggelopen nadat ik mijn dansles had gemist. Had gemist zou dan in de past perfect komen te staan. De past perfect komt vaak in combinatie met de past simple voor.
Aantekeningen bij de simple present, derde persoon enkelvoud
In de derde persoon enkelvoud eindigt het werkwoord altijd op -s: he wants, she needs, he gives, she thinks. Ontkennende en vragende vormen gebruiken DOES (= de derde persoon van het hulpwerkwoord 'DO') + de infinitief van het werkwoord. He wants ice cream.
Een aantal voorbeelden van zinnen in de past perfect zijn: - Right after he had shouted to me, he ran away. - Before they went to the city, they had finished the game. - I planned to go on holiday, when I had heard about the cheap ticket prices.
Er zijn een aantal signaalwoorden waarbij je de Present Perfect moet gebruiken: for, yet, never, ever, just, already, since. Deze kan je onthouden aan het ezelsbruggetje FYNE JAS: iedere letter staat voor een andere signaalwoord.
De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd. Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten etc. die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn. Het is dus eigenlijk hetzelfde als de Present Simple, alleen dan in de verleden tijd!
De Present Continuous bestaat uit twee delen: een vorm van 'to be' (am/is/are) + een werkwoord met –ing erachter. De Present Continuous van 'to play' is dus: I am / He is / We are playing. Let op! In sommige gevallen moet je er een letter afhalen (bijv. have 𡪠having) of extra bij doen (bijv.
Has been and have been are both present perfect forms of the irregular verb be. Has been is the form used with a third person singular subject (including the pronouns she, he, and it—but not singular they). Have been is the form used with any other subject (including the pronouns I, we, and they).
Has is used by the third-person singular pronouns he, she and it.Have is used by first- and second-person pronouns and third-person plural pronouns I, you, we and they.
De past perfect verwijst naar een tijd voorafgaand aan het nu. Het wordt gebruikt om duidelijk te maken dat de ene gebeurtenis plaatsvond voor de andere in het verleden. Het maakt niet uit welke gebeurtenis eerst genoemd wordt - de tijdsvorm maakt duidelijk welke het eerste plaatsvond. when I arrived in the office.
The Future Perfect oftewel de Voltooid Tegenwoordig Toekomende Tijd bestaat uit will of shall gevolgd door have en een voltooid deelwoord. Het wordt gebruikt om aan te geven dat iets is afgerond op een nader tijdstip in de toekomst. The mechanic said he will have repaired our car by Tuesday.
De eerste letters van de volgende woorden: Before, Yet, For, Just, Ever, Already, Never, Since. Zodra je deze woorden in een zin gebruikt, kun je de present perfect gebruiken.
Hoe vorm je past participles
De past participles van regelmatige werkwoorden worden gevormd door het suffix -ed of -d toe te voegen. De past participle van een regelmatig werkwoord is gelijk aan de past simple-vorm, wat in het Nederlands de onvoltooid verleden tijd is.
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam. - to talk: I talked to Jim this morning. - to watch: We watched the match yesterday. - to play: She played with her brother.