De gerund is niets anders dan een werkwoord waar je +ing achter zet. Laten we eerst even kijken naar voorbeelden van wat de gerund NIET is: - I am watching a video. - He is playing with his brother.
De gerund is een werkwoord dat gebruikt wordt als zelfstandig naamwoord en eindigt altijd op –ing. Een gerund gebruik je net als een ander zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld als onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp. Bijvoorbeeld: 'You can't help falling in love with him, he is so nice! '.
Zinnen met “werkwoord + TO” of “werkwoord + FOR”: Wanneer je in een zin een werkwoord hebt, gevolgd door “to”, dan gebruik je een infinitive. Wanneer je in een zin een werkwoord hebt, gevolgd door “for”, dan gebruik je een gerund.
Het achtervoegsel -ing wordt gevoegd achter werkwoordsstammen. De klemtoon ligt op het grondwoord. Het procédé is productief ter vorming van nomina actionis. De betekenis van de afleidingen op -ing is vergelijkbaar met (maar niet geheel gelijk aan) die van gesubstantiveerde infinitieven .
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam. Belangrijke uitzonderingen zijn: Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter: - to bake: We baked a delicious cake yesterday.
Een werkwoord (verb) kan soms worden gebruikt als zelfstandig naamwoord (noun). Wanneer een werkwoord deze rol aanneemt spreek je van een gerund (werkwoord + ing).
De infinitief - ook wel onbepaalde wijs genoemd - is grofweg gezegd het werkwoord zoals u het in een woordenboek zou opzoeken: onvervoegd. Dus de infinitief van competing is (to) compete en de infinitief van excused is (to) excuse. Dit geldt voor vrijwel alle werkwoorden.
De infinitief (of: onbepaalde wijs) is een vormcategorie van het werkwoord. De infinitief wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en het is in deze 'standaardvorm' dat werkwoorden in woordenboeken zijn opgenomen. De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft.
First Conditional
Bij if gebruik je de Present Simple en in het andere zinsdeel will + een werkwoord. If you prepare properly, you will pass the test. 2 De first conditional wordt gebruikt als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst.
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die 'een zelfstandigheid' aanduiden: huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie bijvoorbeeld. Vaak staat er de, het of een voor. Zelfstandige naamwoorden kunnen concrete zaken aanduiden, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, hout).
to go. He went to a club last night. Did he go to the cinema last night? He didn't go to bed early last night.
In het Latijn is het gerundium of verbaal substantief een verbuiging van de infinitief. Het gerundium is een van een werkwoord afgeleid zelfstandig naamwoord.
Future tense. De vorm to be going to gebruik je om aan te geven wat je van plan bent, of wat vast wel zal gebeuren (een voorspelling). Een vorm van het werkwoord to be + going to + de 1ste vorm van een werkwoord. I am going to do my homework tonight.
De Present Continuous bestaat uit twee delen: een vorm van 'to be' (am/is/are) + een werkwoord met –ing erachter. De Present Continuous van 'to play' is dus: I am / He is / We are playing. Let op! In sommige gevallen moet je er een letter afhalen (bijv. have 𡪠having) of extra bij doen (bijv.
De conditionnel présent wordt gebruikt om iets beleefd te vragen en om een wens uit te drukken. "Je voudrais un croissant, s'il vous plaît". De conditionnel présent komt in het Nederlands overeen met de O.V.T.T. De vertaling is simpel: je chanterais betekent ik zou zingen.
De present perfect maak je met has / have + voltooid deelwoord en gebruik je bij zinnen die: iets zeggen over een actie of gebeurtenis die permanent of van lange duur is; Bijvoorbeeld: “He has lived in London since 2002.” iets zeggen over het verleden wat nu nog van belang is.
De duurvorm in de verleden tijd noemen we in de Engelse taal de past continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: Ik was aan het sporten. We waren aan het zingen. Ik stond te schreeuwen.
De past continuous beschrijft handelingen of gebeurtenissen in een tijd voorafgaand aan het heden, die in het verleden begonnen is en die nog steeds aan de gang is op het moment van spreken. In andere woorden, het beschrijft een onafgemaakte of onvolledige handeling in het verleden.