Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord schrijf je zo kort mogelijk. Je laat zien dat 'gemaaide' iets zegt over het gras, het voltooid deelwoord wordt zo als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Vervolgens laat je zien dat je deze woorden zo kort mogelijk schrijft, meestal komt er alleen een ~e achter de woorden.
Als het voltooid deelwoord gebruikt wordt als bijvoeglijk naamwoord, schrijf je het zo kort mogelijk. Is het de vergrote foto of de vergrootte foto? In dit geval is het voltooid deelwoord vergroot gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Je schrijft het dan op dezelfde manier als je de grote foto zou schrijven.
1- Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, heeft altijd één t of één d ! Het vliegtuig landde veilig. Het gelande vliegtuig. Hij verlootte de cadeaus.
Als het woord als voltooid deelwoord op -en eindigt, houdt het als bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord ook zijn -n aan het eind. Hij heeft de wedstrijd gewonnen. —> de gewonnen wedstrijd. Kortom: als een voltooid deelwoord eindigt op -en, eindigt hij als bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord ook op -en.
Als een voltooid deelwoord als bijvoeglijke bepaling bij een zelfstandig naamwoord wordt gebruikt, wordt het verbogen als een gewoon bijvoeglijk naamwoord. De vorm van zo'n bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord komt daardoor niet altijd overeen met de persoonsvorm van de verleden tijd.
Ik bezette. Jij bezette. Hij, zij, het bezette.
Voltooid deelwoord: de middelen zijn aangewend. Bijvoeglijk naamwoord: de aangewende middelen. Als je van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maakt, zet je er meestal gewoon een e achter. Geen extra d of t dus, maar gewoon zo kort mogelijk.
Een bekend ezelsbruggetje om te achterhalen of een voltooid deelwoord met d dan wel met t wordt geschreven, is luisteren naar de verleden tijd. Eindigt die op -de, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -d.Eindigt de verleden tijd op -te, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -t.
Regel: Het is makkelijk. Je pakt het hele werkwoord en je voegt + de toe. Je kunt het voltooid deelwoord in het Nederlands ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden.
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.
De voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. We hebben tot vijf uur gewacht. We zijn te laat gekomen.
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld: 'Een ronde tafel', 'Een lieve kat' en 'Een snelle auto'. De woorden 'ronde', 'lieve' en 'snelle' zijn bijvoeglijke naamwoorden en zeggen iets over het zelfstandig naamwoord wat erachter staat.
Wanneer gebruik je een voltooid deelwoord? Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.
Je gebruikt de werkwoordsvorm "voltooid deelwoord" als je wilt aangeven dat je iets in het verleden hebt gedaan. Je kan in de zin dan de verleden tijd gebruiken (Ik tenniste vroeger vaak), maar je kan ook het voltooid deelwoord gebruiken (Ik heb vroeger vaak getennist).
Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d. Ook staat er een hulpwerkwoord in de zin (een vorm van “hebben” of “zijn”).
Wat is een bijvoeglijk naamwoord? Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord direct voor een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden zijn: 'oude', 'mooie', 'warme', 'zielige' en 'lieve'.
Het voltooid deelwoord vind je vaak helemaal achteraan in de zin. Je kunt die vaak makkelijk herkennen. Voltooid deelwoorden beginnen namelijk meestal met ge- en soms ook met ver-, be-, er-, ont-, her-, mis-. Je gebruikt een voltooid deelwoord om te vertellen over iets wat afgerond is.
Bij de werkwoorden houden en onthouden zijn de juiste vervoegingen eigenlijk ik houd en ik onthoud. Zouden jullie de (spreektaal?) versies ik hou en ik onthou gebruiken?
Misschien helpt het om dit te onthouden: als je twijfelt tussen twee schrijfwijzen en het woord wordt bijvoeglijk gebruikt, kies dan de korte schrijfwijze: het ontvreemde geld (niet: ontvreemdde) het verwoeste gebouw (niet: verwoestte)
De meeste stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden worden gevormd door het toevoegen van -en of -n aan de stofnaam. Bijvoorbeeld: beton – betonnen, hout – houten, koper – koperen, papier – papieren, wol – wollen, zijde – zijden, tule – tulen.
Bij sterke werkwoorden schrijf je het voltooid deelwoord vaak als ge + hele werkwoord.