Leiderschap gaat over het invoelen, begrijpen en inspireren van mensen. Het gaat over aandacht, richting geven en mensen in hun kracht zetten. Leiderschap overstijgt management en is onmisbaar in het helpen groeien van organisaties. Maar leiderschap is niet te leren.
Oprecht luisteren naar, openstaan voor de mening van en aandacht geven aan anderen, duidelijk en helder communiceren, goed samenwerken, feedback durven geven en ontvangen en conflicten bespreekbaar maken zijn bijvoorbeeld belangrijke sociale vaardigheden als leidinggevende.
Hij/zij staat niet open voor kritiek, suggesties of verbeteringen. Hij/zij begrijpt niet goed met welke materie wij bezig zijn. Hij/zij heeft geen of onvoldoende aandacht voor de teamleden. Hij/zij heeft onvoldoende overwicht binnen het team.
Leiderschap is het proces waarbij een individu anderen beïnvloedt om een bepaald doel te bereiken. Goed leiderschap is in staat om anderen te stimuleren en te inspireren. Deze leiders versterken motivatie, betrokkenheid en de prestaties van de organisatie.
Effectief leiderschap begint namelijk bij jezelf. Je moet weten wie je bent, wat jouw kwaliteiten zijn, maar ook wat je nog kunt verbeteren. Daarnaast moet je ook weten hoe je het beste met iemand kunt communiceren om de doelen te bereiken die jij voor ogen hebt. Dit noemen we ook wel effectief communiceren.
Strategische leiders stellen mensen op alle niveaus in de organisatie in staat beslissingen te nemen. Deze verdeling van verantwoordelijkheid geeft potentiële strategische leiders de mogelijkheid om te zien wat er gebeurt als mensen risico's nemen.
Een leider geeft andere mensen richting en ruimte en hij faciliteert hen om zelf verantwoordelijkheid en regie te nemen als het gaat om het creëren van een bevredigende toekomst.
Positief leiderschap is gebaseerd op de positieve psychologie. Als leidinggevende wil je het beste uit jezelf halen en anderen laten floreren, en je behandelt mensen als de unieke persoon die ze zijn, met hun persoonlijke aspiraties, waarden en kwaliteiten.
Zie je in leiderschap en leidinggeven twee verschillende dingen, dan is het antwoord op de vraag natuurlijk volmondig ja, echt iedereen kan een leider zijn.
Een leider stuurt aan en een manager bestuurt. Een leider schept iets uit niets en een manager bouwt verder uit. Een leider is visionair en een manager is meer strategisch en rationeel. Een leider focust zich meer op ontwikkelingen van medewerkers, een manager op doelstellingen.
Slechte managers zijn vaak onbereikbaar
Soms voor snelle feedback, soms om knopen door te hakken waarvoor ze zelf geen bevoegdheid hebben. Frustraties nemen al snel toe wanneer een tijdig antwoord op een mail of telefoontje op zich laat wachten.
De volgende punten zijn duidelijk zichtbaar wanneer de werksfeer verstoord is: Onderlinge irritaties. Niet met elkaar praten maar over elkaar. Veel klagen en sarcastische opmerkingen.
Luister naar elkaar, spreek uit waarom je samen zit, en benoem concreet de verschillen tussen beide partijen. Zoek daarna een manier waarop de samenwerking vlotter kan verlopen ondanks de onderlinge verschillen. Acceptatie van de ander en het tonen van respect en begrip voor elkaar is cruciaal.
Ze nemen beslissingen die volgens collega's en ondergeschikten niet in het beste belang van de organisatie zijn. Ze vermijden collega's, werken onafhankelijk en zien andere leiders als concurrenten. Ze leggen hun mensen normen en prestatieverwachtingen op waaraan zij zich zelf vervolgens niet houden.
Voor leidinggevenden is het belangrijk dat ze een eigen mening, idee of visie hebben en dit ook (durven en kunnen) uitdragen. Maar leidinggevenden hebben meer kwaliteiten nodig o.a. om de samenwerking te stimuleren, de ander aan te zetten, te motiveren, ondersteunen of faciliteren om gewenste resultaten te bereiken.
Een goede teamleider geeft zijn mensen genoeg vrijheid om nieuwe ideeën te ontdekken, te experimenteren en om een eigen werkwijze te ontwikkelen en aan te passen. Een goede manager zorgt ervoor dat zijn mensen de juiste tools en flexibiliteit hebben om hun werk goed te kunnen doen met voldoende autonomie.
Zowel dichtbij de mensen staan als een gepaste afstand kunnen bewaren. Zowel onafhankelijk en zelfstandig kunnen denken als zich kunnen aanpassen. Doen wat je zegt en zeggen wat je doet. Vertrouwen aan mensen durven geven en je niet irritant bemoeien met de dagelijkse gang van zaken.