Wanneer kunt u stoppen met sondevoeding? In overleg met uw arts en diëtist wordt besloten of u mag stoppen met sondevoeding. De diëtist geeft u advies hoe u de sondevoeding kunt afbouwen en een normale voeding kunt opbouwen. De voedingspomp en draagtas gaan terug naar het facilitair bedrijf.
Het afbouwen van sondevoeding gebeurt in principe op dezelfde manier als het opbouwen ervan: geleidelijk aan. Als u beter of opnieuw begint te eten, zal de sondevoeding geleidelijk aan afgebouwd worden. Per afbouwstap wordt 500 ml sondevoeding minder toegediend.
☞ Wanneer de sondevoeding continu wordt toegediend, moet het toedieningssysteem tot aan de sonde na maximaal 96 uur worden vervangen. ☞ De voeding via de sonde of de PEG-katheter wordt binnen 24 uur toegediend, hetgeen inhoudt dat de zak of fles met voeding niet langer dan 24 uur mag aanhangen.
Bij een sonde via de neus en keel blijft er voldoende ruimte over om daarnaast nog 'gewone' voeding te kunnen slikken als dat medisch gezien toegestaan is. Sondevoeding kan als volledig voeding worden ingezet maar ook als aanvullende voeding worden voorgeschreven.
Drinkvoeding op sapbasis kun je vermengen met water, koolzuurhoudend bron- of mineraalwater of frisdrank. Door het verdunnen neemt de hoeveelheid drinkvoeding wel toe. Slijmvorming na het gebruik van drinkvoeding vermindert door na elk slokje drinkvoeding een slokje een slokje water of vruchtensap na te nemen.
De eerste dagen na het inbrengen voelt u de sonde steeds zitten, vooral slikken geeft een vervelend gevoel. Na een paar dagen went u hieraan. Krijgt u andere klachten, overleg dan met de verpleegkundige van het voedingsteam wat er aan de hand kan zijn. hoe wordt de sondevoeding toegediend?
Sondevoeding bevat alle voedingsstoffen die je kind per dag nodig heeft, zoals eiwitten, koolhydraten, vetten, vitamines, mineralen en vocht. Dit zijn dezelfde hoeveelheden als middels de Schijf van Vijf wordt bereikt. Daarom valt sondevoeding binnen gezonde voeding.
De neusmaagsonde is een dun buigzaam slangetje. Een maag darm en leverarts plaatst die via de neus en slokdarm in de maag. Het materiaal van de sonde heet polyurethaan (PUR) en kan ongeveer 6 tot 8 weken blijven zitten.
over een periode van 12 tot 24 uur wordt de sondevoeding druppelsgewijs toegediend (max. 200 ml/uur) met behulp van een toedieningssysteem. Intermitterend: een voorgeschreven portie (vaak 200 à 500 ml) wordt verscheidene malen per dag, met een vooraf bepaald interval, toegediend met behulp van een toedieningssysteem.
Wat kan ik doen bij irritatie aan mijn neus, keel of slokdarm? Het kan zijn dat een voedingssonde irritatie geeft aan de neus, keel of slokdarm. Te dikke of te stugge sonde. Sonde drukt te lang op een plaats van de neus.
Mogelijk wordt u misselijk doordat de sonde niet goed zit. Hierbij kan het helpen de positie van de sonde te laten verplaatsen; Mogelijk bent u misselijk doordat er een te hoge toedieningssnelheid is ingesteld. Door de toedieningssnelheid te verlagen zal de misselijkheid mogelijk kunnen zakken.
Daarnaast is het belangrijk dat de sondevoeding op kamertemperatuur is en dat u uw toedieningsmaterialen, zoals spuiten en de pompset/toedieningssysteem iedere 24 uur vervangt. Verder kan diarree ontstaan doordat u te weinig vezels binnen krijgt. Mogelijk kan een sondevoeding met vezels de oplossing zijn.
Het doorspoelen is belangrijk om verstoppingen te voorkomen. U moet de sonde minimaal 4 tot 6 keer per dag doorspoelen met 20 cc lauwwarm water. In ieder geval voor en na het toedienen van sondevoeding of het geven van medicijnen.
U krijgt sondevoeding als u door bijvoorbeeld ziekte, een operatie, medicijnen of een behandeling niet of onvoldoende kunt eten. In deze folder leest u meer over sondevoeding thuis. Uw arts bepaalt of u naast de sondevoeding kan eten.
Bij plaatsing is er neus- en keelverdoving gebruikt. Wanneer deze uitwerkt, kunt u wat pijn in de neus en keel ervaren. Dit komt door de endoscoop die via uw neus en keel is ingebracht. Deze pijnklachten worden na een aantal dagen minder.
Als u namelijk teveel gewicht verliest, kunt u ondervoed raken. Sondevoeding kan u helpen op een goed gewicht te blijven. Ook als u ondervoed bent kan sondevoeding uw voedingstoestand weer verbeteren en u op een gezond gewicht brengen.
Als het mogelijk is, blijf je tijdens de periode van sondevoeding ook drinken of vloeibare voeding nemen en soms ook vaste voeding. Dit zorgt er namelijk voor dat je jouw slikspieren blijft gebruiken. Hierdoor zal het herstel naar gewone voeding beter gaan.
Sondevoeding is vloeibare, licht verteerbare voeding, die wordt toegediend via een dun, buigzaam slangetje dat door de neus naar binnen gaat en naar de maag of darm loopt. Het slangetje noem je de sonde. De sonde is aangesloten op een verpakking met sondevoeding.
Dagelijks de sonde Draaien (180 graden links- en 180 graden rechtsom). Twee keer per week de sonde “Dompelen” (plan hiervoor vaste dagen): Pak de sonde tussen duim en wijsvinger. Schuif de fixatiedisk ongeveer 3 à 4 cm van de buikhuid af. Duw de sonde minimaal 3 cm naar binnen en trek deze weer terug.
Dit zijn voedingssondes die via een kleine, hiervoor gemaakte opening (fistel) door de buikwand in de maag zijn geplaatst. Het grootste verschil tussen de PRG- en de PEG-sonde is de manier van plaatsing. De PEG-sonde wordt met een kijkbuis via de slokdarm geplaatst.
De smaak van sondevoeding is melkachtig. De toegevoegde vitamines en mineralen geven een wat bittere bijsmaak. Omdat sondevoeding rechtstreeks in de maag of darmen komt, merkt de patiënt daar weinig van. Alleen bij oprispingen kan de sondevoeding een weeïge smaak veroorzaken.