Een nieuwe alinea begin je als aan twee voorwaarden is voldaan: – er begint een nieuw (sub)onderwerp in de tekst;– sinds de vorige nieuwe alinea zijn er al heel wat zinnen gevolgd (bijvoorbeeld zes à zeven).
Een alinea of paragraaf is een onderdeel van een tekst, bestaande uit één of meerdere zinnen, en is te herkennen aan het feit dat deze begint en eindigt op een eigen regel. Het verdelen van een tekst in alinea's helpt om de tekst beter leesbaar te maken.
Een alinea is een verzameling zinnen die met elkaar samenhangen. Alinea's zijn als het ware de bouwstenen van je tekst: de kleinere eenheden binnen het geheel. Elke alinea stelt één onderwerp centraal. Elke alinea begint op een nieuwe regel (na een 'return').
Een alinea is een stukje tekst van een of meer regels waarin je een onderwerp behandelt. Het is een onderdeel van een grotere tekst. Alinea's worden gescheiden door een witregel. Als je een tekst indeelt in alinea's, leest een tekst veel prettiger.
De kernzin van de alinea staat meestal aan het begin: het is de eerste of tweede zin. Zo ziet de lezer meteen waar de alinea over gaat. De rest van de alinea werkt de hoofdgedachte uit de kernzin verder uit.
Een alinea mag nooit langer zijn dan een pagina. De gewenste gemiddelde lengte is ongeveer zes à zeven zinnen.
Een alinea is ingeklemd tussen twee regels wit. Of twee halve regels wit. Soms begint een alinea met een inspringer. Soms wordt ze aangekondigd door een subtitel.
De functie van een alinea kan het geven van een tegenstelling zijn. In die alinea vind je dan meestal ook een tegenstellend signaalwoord. Hieronder volgt een lijst met twaalf zins- of alineaverbanden en de signaalwoorden die die verbanden aangeven. Dit zijn de meest gebruikte.
De kernzin van een alinea is de zin die de hoofdgedachte van de alinea bevat. Vaak is de eerste zin van de alinea de kernzin, maar ook de tweede zin of de laatste zin van de alinea kan kernzin zijn.
Een paragraaf begint op een nieuwe regel met een inspringing van 1,25 cm. Elke paragraaf hoort met een dergelijke inspringing te beginnen, maar het is ook gebruikelijk om een witregel tussen paragrafen te zetten. Een nieuwe paragraaf signaleert een nieuwe stap in het schrijven.
Inspring gebruik je om je lezer te helpen om je manuscript op de juiste manier te lezen. Die witruimte geeft je lezer een 'adempauze'. En op die adempauze kunnen twee tekstsoorten volgen: een dialoog of een 'rust' in het verhaal (waarvoor een witregel net iets te veel van het goede is).
Een goede kernzin zegt precies wát je over het onderwerp wilt zeggen. Dat betekent dat je hierin bijvoorbeeld ook duidelijk maakt of je vóór of tegen iets bent, of iets een voorbeeld of een tegenstelling is, of het over Jantje of over Pietje gaat, enz. Hij moet zo concreet mogelijk zijn.
Signaalwoorden: en, ook, verder, ten eerste/ten tweede, in de eerste plaats/in de tweede plaats, daarnaast, bovendien, vervolgens, ten slotte, als laatste. Voorbeeld: daarnaast houd ik ook veel van boerenkool en vissticks.
Een alinea is een tekstblok van bij elkaar horende zinnen. Een paragraaf is een groter tekstblok van bij elkaar horende alinea's. De alinea's worden in een brief door een witregel gescheiden. Dat hoofdstuk bestaat uit vijf paragrafen.
Tekstindeling. Een zakelijke tekst (artikel, brief, beschouwing, enzovoort) heeft vaak een vaste indeling: inleiding, middenstuk en slot. Elk deel heeft een specifieke functie en kan uit meer dan één alinea bestaan. Het middenstuk bestaat meestal uit verschillende alinea's, inleiding en slot vaak uit één.
Een alinea in zijn geheel of de eerste regel laten inspringen. Een alinea opmaken en indelen wanneer deze over twee of meerdere pagina's verspreid staat (paginering in Word).
De kern uit een stuk tekst halen wil zeggen dat je kort kunt omschrijven wat de belangrijkste boodschap van de auteur van de tekst. Daarvoor moet je doelgericht kunnen lezen. Dat wil zeggen, gericht lezen, met een focus op het beantwoorden van je kennisvraag.
De alinea's, zinnen en woorden hangen met elkaar samen. Die samenhang heet het verband in de tekst. Tussen de zinnen van een alinea bestaan dezelfde verbanden als tussen alinea's. Ook zinnen kunnen opsommend, tegenstellend, uitleggend enz.
Een alinea is het tekstgedeelte tussen twee inspringingen of tussen twee regels wit, de kleinste eenheid van een tekst die nog uit meerdere zinnen bestaat. De alinea is volgens schrijfadviseur Jan Renkema de belangrijkste bouwsteen van een tekst.
In het Nederlands behoren functiewoorden tot de volgende woordklassen: lidwoorden, voegwoorden, voornaamwoorden en voorzetsels. Ook telwoorden zijn functiewoorden. De woorden uit deze woordklassen zijn (in principe) opsombaar. Dit is een zin met vier functiewoorden.
Afweging – Nadenken over wat het beste is. Anekdote – Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst. Gevolg(en) – Wat uit iets voortvloeit. Nuancering – Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
Laat een alinea bij voorkeur niet meer dan zes à zeven zinnen tellen. Lange alinea's van meer dan tien regels tekst nodigen niet uit om te lezen. Maak alinea's ook niet te kort. Als u bij heel veel zinnen telkens op een nieuwe regel begint, hangt uw tekst als los zand aan elkaar.
Selecteer de alinea's die u wilt wijzigen. Ga naar Start > Regel en Alinea-afstand. Kies het 3d-aantal regelspatiëringen of selecteer Optiesvoor regelafstand en selecteer vervolgens de 3 4 opties onder Afstand.
Een paragraaf bestaat doorgaans uit meerdere alinea's, maar kan ook bestaan uit meerdere subparagrafen (die op hun beurt weer een of meer alinea's bevatten). Een paragraaf kan worden aangegeven met een paragraafsymbool: §.