Hoe beter jouw conditie, hoe zwaarder je kunt trainen. Niet alleen kun je een zwaardere belasting aan, je herstelt ook sneller van de inspanning waarna je weer opnieuw aan de bak kunt. Omdat je conditie al zo goed is, kun je vervolgens in de intensievere trainingen een betere prestatie neerzetten.
Je kan eenvoudig je conditie opbouwen door de lengte van je ritten rustig op te voeren naar twee tot drie uur (en uiteindelijk zelfs langer!) en variatie aan te brengen. Wanneer je iedere rit rijdt met een constant tempo wordt je conditie op het begin wel iets beter, maar zal je na twee weken minder vooruitgang merken.
Met welke sporten kun je snel een goede conditie opbouwen? Klassieke duursporten zoals lopen, wandelen, zwemmen en fietsen zijn ideaal om je conditie op te bouwen. Maar je kunt evengoed kiezen voor alternatieven zoals nordic walking, skeeleren, mountainbiken, roeien, touwtjespringen, schaatsen...
#1 Doe intensieve intervaltrainingen
Het is taai, maar wel de beste tip. Een heel effectieve manier om sneller te worden, is door intervaltrainingen te doen. Je hebt intensieve en extensieve intervaltrainingen. Bij intensieve intervaltrainingen trek je explosieve sprintjes.
Varieer intervallen van 30 tot 40-45 seconden met een arbeidsrustverhouding van 2:1. Start met een training van 3 sets van 13×30 seconden op je 5 minuten waarde, met 15 seconden rust tussendoor. Neem 5 minuten pauze tussen de setjes door. Als dat lukt kun je overstappen op intervallen van 40/20 of zelfs 45/15.
De hamstring moet zo sterk mogelijk zijn in bijna gestrekte positie. Hoe meer kracht die daar kan leveren, des te harder de hamstring de heup zal strekken en dus snelheid zal genereren. De buikspieren moeten sterk genoeg zijn om de bekkenkanteling op hoge snelheid tegen te gaan. Een bonus maar zeker niet onbelangrijk.
Loop de eerste 5 kilometer 5 tot 10 seconden langzamer dan je gemiddelde tijd op een tempoduurtraining. Het gaat om balans. De laatste vijf kilometer draai je het om . Loop dan 5 tot 10 seconden per kilometer sneller.
Door zo licht mogelijk van gewicht en zo gestroomlijnd mogelijk te zijn kunnen wielrenners gemiddeld zo'n 25-30 kilometer per uur fietsen. Je snelheid tijdens het fietsen op een stadsfiets is gemiddeld 17 kilometer per uur.
Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat de maximale snelheid een belangrijke factor is op het prestatievermogen. Trainingsvormen als heuvelsprints, explosieve loop oefeningen en een gecombineerde training van kracht opgevolgd door sprinttraining dragen bij aan het verbeteren van de maximale snelheid.
Dit kun je doen door blokken van een paar minuten met een trapfrequentie van 70-80 rpm te doen. Tijdens deze blokken blijft je hartslag of vermogen onder je omslagpunt. Deze intensiteit van deze blokken kun je langzaam opbouwen.
De gemiddelde fietssnelheid ligt rond 12 km per uur. Mannen tussen 25 jaar en 55 jaar fietsen sneller dan hun vrouwelijke leeftijdgenoten. Zij halen een gemiddelde snelheid van 14 km per uur, vrouwen zijn ongeveer 2 km per uur langzamer.
De extra lange rustige duurtraining bouw je geleidelijk op: elke derde week fiets je ongeveer tweederde van de afstand van de week daarvoor. Duurtraining tempo 3 (93%) is gelijk aan het tempo wat je tijdens de 100 km wilt gaan fietsen.
Als je al fietsend je conditie wilt verbeteren, is het aan te raden te beginnen met drie korte ritten in de week, van ongeveer 40 minuten. Dit kun je langzaam uitbouwen, tot je maar liefst vijf tot zeven keer per week in het zadel zit.
Intervaltraining staat bekend als één van de meest efficiënte manieren om sneller te worden. Het idee is om geleidelijk aan de afstand en snelheid van je loopsessie te verhogen. Er zijn verschillende intervaltrainingen, waaronder de intensieve -, extensieve of tempo-intervaltraining.
Tijdens de tijdrit
Het lichaam is in staat om maximaal 90 g koolhydraten in een combinatie van glucose en fructose per uur op te nemen. Dat betekent in de praktijk dat er ongeveer 1 liter isotone sportdrank genomen kan worden per uur.
Zorg dat je 3 minuten voor aanvang wedstrijd aan de start staat. Probeer de tijdrit zo goed mogelijk te verdelen, te hard starten zal er voor zorgen dat je het laatste deel in moet leveren. Start je te langzaam dan haal je de verloren tijd nooit meer in. Verdelen is dus het sleutelwoord.
De 'menselijke maat' wordt vaak gehouden rond de 6 watt per kilogram bij inspanningen van om en nabij een uur. Deze tijdrit raffelen de toprenners af in een half uur, dus dat de vermogens hier hoger liggen is niet verwonderlijk.
Buikspieren
Naast je onderlichaam, gebruik je tijdens het fietsen ook je bovenlichaam. De buikspieren bijvoorbeeld. Deze ondersteunen het maken van de trapbeweging. Daarnaast zorgen ze voor een stabiele houding op de fiets en voor meer evenwicht.
Matig fietsen (ongeveer 19 tot 22 km/u) is een activiteit van 8 MET, wat zoveel betekent dat je acht keer zoveel energie verbruikt als dat je alleen maar zit. Om de wekelijkse waarde van 5000 MET te halen, moet je dus 625 minuten - ofwel 10,4 uur - per week, of ongeveer anderhalf uur per dag op de fiets zitten.
Uiteraard zal je op een gegeven moment aan een plafond zitten en zal je wat meer uren moeten maken. Kom je nog niet van een hoog niveau, dan kan je de eerste vier à vijf maanden met dat aantal al progressie maken. Het liefste train je daarin twee keer een uur en één keer twee uur, dan twee keer twee uur.