Regen is een vorm van neerslag waarbij waterdruppels uit een wolk vallen. Als de temperatuur van de wolk en de lucht onder de wolk boven nul is, bestaat de wolk geheel uit water. Door botsing van waterdruppeltjes kunnen de druppels verder aangroeien. Zijn ze groot genoeg, dan vallen ze uit de wolk en regent het.
Als lucht afkoelt, verandert waterdamp in waterdruppeltjes. Dit heet condenseren. Er ontstaan wolken van piepkleine druppeltjes in de lucht. Veel piepkleine druppeltjes samen vormen één regendruppel.
Wat voor soort neerslag valt is afhankelijk van de opbouw van en deel van de atmosfeer, de luchtlaag die zich als een schil rond de aarde bevindt. De onderste laag van de atmosfeer noemen we de troposfeer. Deze laag variert in dikte tussen grofweg 10 en 15 kilometer. Het is de laag waarin het weer zich afspeelt.
Het water uit de rivieren, sloten en oceanen verdampt. De damp gaat de lucht in en vormt een wolk. De kleine druppeltjes in de wolk stoten steeds tegen elkaar aan. Zo vormen een heleboel kleine druppels samen één grote druppel.
Alle neerslag begint als sneeuw, behalve de zo karakteristieke motregen die bij temperaturen boven nul lager in de atmosfeer tijdens stabiele situaties ontstaat. Zodra waterdamp condenseert, ontstaan wolken.
Lokale neerslag van meer dan 25 millimeter in een uur noemen we een hoosbui, terwijl meer dan 50 millimeter in één dag wordt aangeduid met 'een dag met zware neerslag'.
Stijgingsregen, stuwingsregen en frontale regen.
Neerslag als regen en sneeuw ontstaat alleen als er wolken zijn. En al valt de regen meestal uit grote, dikke wolken, het kan ook regenen bij dunne bewolking. Als de wolken maar ijskristallen bevatten waar de regen uit ontstaat, en dat is bij hoge, dunne bewolking vaak het geval.
Sneeuw bestaat uit kleine ijskristallen. Soms valt er een mengsel van sneeuw en regen: natte sneeuw. Nog een andere vorm van neerslag is hagel. Hagel ontstaat als er sterk stijgende luchtstromen zijn.
De westkant heeft vaak het meest te maken met regen en wind. De gevel en kozijnen aan de westkant van je huis hebben dus sneller kans op vochtproblemen. Op het noorden komt nooit de zon, hier is het vaak vochtig en donker. Op de zuidkant staat de meeste zon.
Regen is dus eigenlijk water dat verdampt is en weer naar beneden komt. Regen is erg belangrijk voor planten en dieren. Ze hebben dit nodig om te kunnen groeien. In een tuin geven we de planten zelf water als het lang droog is, maar bossen en natuurgebieden krijgen geen water en moeten het van de regen hebben.
Daar vriest het, zodat neerslag die uit zulke hoge wolken komt uit ijsklontjes of sneeuwvlokken bestaat. Onderweg kunnen deze klontjes door hogere temperaturen ontdooien, zodat het effect regen is. Is het echter erg koud, dan smelt de neerslag niet en ervaar je dit als sneeuw of hagel.
Motregen of (lichte) regen
Dat is bewolking die zich over een groot gebied heeft uitgestrekt. Er valt per uur niet meer dan 1 liter per vierkante meter. Bij regen zijn de druppels 0.5 tot 5 mm groot en als er per uur weinig valt (minder dan 1 liter per vierkante meter) wordt er gesproken over lichte regen.
Een wolkbreuk ontstaat als buien lang boven een bepaald gebied blijven hangen doordat het weinig waait. Wolken regenen dan leeg boven één plek. In korte tijd valt er een enorme hoeveelheid water uit de lucht: minstens 25 millimeter in een uur of minstens tien millimeter in vijf minuten.
Relatief droge lucht en een harde wind hebben ook invloed op de verdamping. Dit alles versterkt elkaar. Want hoeveel het regent hangt weer af van de verdamping. Immers hoe minder vocht in de lucht, hoe minder wolken en hoe minder regen er valt.
Onweer ontstaat door wrijving tussen sterk stijgende warme lucht en sterk dalende koude lucht. In onweerswolken stromen sterk stijgende warme lucht en sterk dalende koude lucht vlak langs elkaar met snelheden van maximaal honderd kilometer per uur.
Regen ontstaat uit water van zeeën en rivieren. Door de warme stralen van de zon verdampt het water en stijgt het op. Heel hoog in de lucht is het een stuk kouder. Hier verandert de waterdamp in water en vormt het wolken.
De grootste hagelsteen (voor zover bekend) ooit viel in 23 juli 2010 in Vivian in de Amerikaanse staat South Dakota met een diameter van 20 centimeter en een gewicht van 0,76 kilogram.
Er worden drie soorten regen onderscheiden: stijgingsregen, stuwingsregen en frontale regens. Door opwarming van het aardoppervlak door de zon zal ook de lucht erboven opwarmen.
Als de temperatuur boven de 0 graden is, dan bestaat de wolk uit waterdruppeltjes. Als de temperatuur onder de 0 graden is, dan bestaat de wolk uit onderkoelde waterdruppeltjes en ijskristalletjes. Als de temperatuur onder de -40 graden komt, dan bestaat de wolk alleen nog maar uit ijskristalletjes.
'Het zou eventueel gebruikt kunnen worden om de droogte te bestrijden, maar dan enkel in gebieden waar het vochtig genoeg is en waar wolken zijn', zegt Michiel Van Ginderachter. 'Nu is er in ons land geen vocht in de lucht en is het dus niet mogelijk om het te laten regenen. '
Als er veel waterdruppels in een wolk zitten, is de wolk dikker en kan er minder zonlicht doorheen. Ze zijn dan donkerder. Een wolk wordt extra zwaar als er veel water in zit. Dan kunnen de druppels niet meer in de lucht blijven hangen en vallen ze naar beneden: het regent!
Regen is een vorm van neerslag waarbij waterdruppels uit een wolk vallen. Als de temperatuur van de wolk en de lucht onder de wolk boven nul is, bestaat de wolk geheel uit water. Door botsing van waterdruppeltjes kunnen de druppels verder aangroeien. Zijn ze groot genoeg, dan vallen ze uit de wolk en regent het.
' En koude lucht kan minder waterdamp bevatten dan warme. Dus naarmate de luchtbel stijgt en afkoelt raakt deze meer en meer verzadigd met waterdamp. Als de lucht volledig verzadigd is en nog iets verder stijgt en afkoelt, condenseert de waterdamp tot druppels en heb je een wolk.
Neerslag begint bijna altijd als sneeuw, onderweg naar beneden smelt deze meestal en valt dan als regen op aarde. Wanneer de regen onderweg naar beneden in nog koudere lucht terecht komt, dan kan hij bevriezen of onderkoeld raken.