Een plek waar 's middags vol de zon op schijnt, is geen goed idee. In het vogelhuisje kan het dan zo heet worden, dat de jongen het niet overleven. De meeste nestkasten kun je op ongeveer 2 meter hoogte ophangen.
Let er wel op dat er geen takken of andere obstakels recht voor de invliegopening hangen. De ideale ophanghoogte is 1,5 tot 2 meter van de grond. Voor grondvogels is het eerder 1,5 meter, voor andere is 2 meter geschikter. Zo zorg je ervoor dat katten en andere roofdieren niet bij de kast kunnen komen.
Let bij het ophangen op de hoogte
Hang de kast minimaal 2 m boven de grond. Op plekken met veel roering, zoals bij het terras in de buurt, is het beter om het nestkastje iets hoger te hangen, zo'n 2,5 tot 3,5 m van de grond. Grote kans dat hier ringmussen, mezen of vliegenvangers komen te wonen.
Een nestkast mag niet in de volle zon en regen hangen. Hang de invliegopening daarom het liefst in oostelijke richting, noord tot zuidoost is ook goed, als hij maar naar het licht gericht is. Vogels houden van ochtendzon in de nestopening.
Het lijken misschien steeds dezelfde individuen, maar gedurende de winter zoeken koolmezen voedsel in groepen die van samenstelling kunnen wisselen. 's Nachts slapen de koolmezen individueel in nestkasten, indien die beschikbaar zijn. Zolang een koolmees niet verstoord wordt zal hij deze nestkast blijven gebruiken.
Koolmees houdt huis
De opening van het huisje blieft haar niet, dus gaat ze driftig tikken om het wat groter te maken.
Bied in je tuin vetbollen, slingers ongebrande, ongezouten pinda's, een halve kokosnoot, vogelzaad en zonnebloempitten aan voor de koolmees. Geef zijn voedsel op een voedertafel of in een voederbuis of hang het op in bomen of struiken. Proper water om van te drinken en in te baden is essentieel.
Al is je tuin nog zo aantrekkelijk met vetbollen en pindaslingers, zonder geschikte nestgelegenheid komt een vogel niet in je tuin broeden. In de natuur broeden vogels natuurlijk niet in een nestkast. Dan broeden ze bijvoorbeeld in een holte of spleet in een oude boom.
Er is te weinig contrast, waardoor de vogels het net niet zullen zien. Je kunt daarom beter kiezen voor een net met een fellere kleur. Denk bijvoorbeeld aan helder blauw, paars of geel. Deze kleuren bieden meer contrast met de ondergrond, waardoor de kans een stuk groter is dat de vogels het net nu wél kunnen zien.
Zoek een goede plek om je vogelhuisje op te hangen
De windrichting waar de invliegopening naartoe wijst is daarom heel belangrijk. Richt de opening niet naar het westen, maar richting het noordoosten of zuidoosten. Verwijder belemmeringen in de directe aanvliegroute waar vogels last van kunnen hebben.
Een vogelhuisje met een invliegopening van 32 mm is voor een koolmees goed geschikt, dit is de grootte van een muntstuk van 2 euro.
Een goede nestkast bevat een degelijke constructie van stevig, dik hout. Ze heeft weinig kieren en is gemakkelijk schoon te maken. Een hip vogelhuisje in felle kleuren ziet er vrolijk uit, maar valt erg op bij roofdieren. Neem beter neutrale kleuren, zoals groen, bruin en houtkleur.
Gevaar op verstrikking
Het plastic net om de vetbol heen is extreem gevaarlijk voor vogels, omdat ze hier met hun pootjes of snavel in verstrikt kunnen raken. Vogels kunnen dan sterven van de honger, dorst en uitputting. Ook kunnen wat grotere vogels, zoals meeuwen, de hele bol met net en al in één keer doorslikken.
Hang nestkasten op een rustige plek uit de zon. Richt de invliegopening naar het oosten, zuiden of zuidoosten. Niet naar het westen, want bij regen kan de nestkast onder water lopen. Hang ze twee tot vijf meter van de grond.
In gebieden waar bomen staan en tuinen waar groenvoorzieningen zijn, zie je praktisch altijd wel koolmezen. Voorwaarde is dat er voldoende gelegenheid is om een nestje te bouwen en dat er genoeg voedsel is te vinden. Voldoende beschutting vinden veel vogels fijn, zoals hier in de bloesem van een pruim.
Begin met wat bijvoeren op een bakje of plankje aan de reling. Dat valt goed op en daar komen ze van ver op af. Kies dingen die ze extra lekker vinden, zoals meelwormen of verkruimelde vetbollen met insecten. Strooi er een zadenmengsel bij of hang er een voedersilo met zaden in de buurt.
De aanvliegroute moet vrij zijn. De houtdikte van het kastje moet minimaal anderhalve centimeter zijn. Anders wordt het binnen te koud of te warm. Het huisje moet neutrale kleuren hebben, en op ongeveer 1,5 tot 3 meter hoogte hangen, dit hangt af van de hoeveelheid verstoring in je tuin (katten, honden, andere dieren).
Het heeft twee redenen. Eén: het broedseizoen is grotendeels voorbij en er is eten genoeg, dus waarom zou je als vogel opvallen? Twee: veel vogels ruien nu en zijn dan kwetsbaarder. Vogels laten zich nu niet zien, want dat is nergens voor nodig en een stuk veiliger als je in de rui bent.
Voedsel. 's Winters eten de koolmezen veel zaden, zoals beukennoten. In het voorjaar en de zomer is het voedsel eiwitrijker en eten ze wat meer rupsen en andere insecten. Jonge koolmezen eten voornamelijk rupsen en als de gezinsplanning klopt, valt de geboorte samen met de 'rupsenpiek'.
Verrassingsaanval Mezen hebben heel wat vijanden: roofvogels zoals valken en uilen en roofdieren zoals marters en katten en zelfs slan- gen.
Nederlandse koolmezen zijn standvogels en overwinteren dus in ons land. In strenge winters overwinteren koolmezen uit Scandinavië en Oost-Europa in grote aantallen in Nederland, maar ook nog zuidelijker.
Vliegopening: voor de koolmees, rond, doorsnede 32 mm, 19 cm vanaf de bodem. voor de pimpelmees, rond, doorsnede 30 mm, 19 cm vanaf de bodem.
Welk hout is geschikt? Zorg ervoor dat je weerbestendig hout gebruikt, zoals eiken of beuken. Watervast multiplex kan ook. Een nestkastje van houtbeton warmt in het voorjaar sneller op.
De koolmees hanteert eenzelfde tactiek: eerst zingt hij op één plek een strofe, daarna vliegt hij naar een andere plek om er een ander liedje te zingen. Hierdoor krijgen concurrerende mannetjes de indruk dat het territorium al dicht bevolkt is, raken ze geïntimideerd en verlaten ze het gebied.