Vluchtrouteaanduiding is te herkennen aan de groene achtergrond en het zeer duidelijke witte symbool die aangeeft welke kant je op moet gaan voor de dichtstbijzijnde nooduitgang. De reguliere verlichting moet ervoor zorgen dat de vluchtwegaanduiding voldoende licht geeft.
Afhankelijk van de omvang en complexiteit van een gebouw, kan dit een 'gewone vluchtroute' zijn, een 'beschermde vluchtroute', een 'extra beschermde vluchtroute' of zelfs een 'veiligheidsvluchtroute'.
Een vluchtroute moet voldoen aan de volgende eisen:
De vluchtrichting wordt aangeven of de nooddeur. Treden – of hellingverlichting zie je bij o.a. bioscopen. Vluchtwegen zonder belemmering. Er mogen geen obstakels staan in de vluchtweg.
Een vluchtroute is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een beschermde route, tenzij die uitgang direct grenst aan het aansluitende terrein.
Vluchtwegen en nooddeuren zijn een zeer belangrijk onderdeel van de brandveiligheid. Eén van de bekendste voorbeelden waarbij het mis ging, is de brand in Volendam met 14 doden en een groot aantal gewonden.
Een vluchtroute is een veilige route in een gebouw om tijdens een brand een veilige plaats te bereiken.
De eisen die worden gesteld aan vluchtwegen gaan bij invoering van het bouwbesluit 2012 op de kop. In het huidige bouwbesluit is het in principe zo dat er altijd 2 vluchtroutes noodzakelijk zijn, tenzij de situatie zo is dat met 1 vluchtroute kan worden volstaan.
Écht veilig vluchten
Het Bouwbesluit heeft de maximale loopafstand van een vluchtroute vastgesteld op dertig meter. Deze afstand komt voort uit een rekensom dat een gezond persoon zijn of haar adem dertig seconden kan inhouden en vlucht met een gemiddelde snelheid van 1 meter per seconde.
De vluchtrouteaanduiding wordt geplaatst op een duidelijke en zichtbare plaats. Daarnaast moet het zodanig zichtbaar zijn dat iedereen de vluchtrouteaanduiding moet kunnen zien en herkennen. Er zijn dus eisen tussen de kijkafstand tot het vluchtwegbord en de grootte van het bord.
Het Bouwbesluit geeft aan wanneer een vluchtwegaanduiding verplicht is: In ruimten die groter zijn dan 60 m2 die zijn voorzien van meer dan één deur. In ruimten die geschikt zijn voor meer dan 50 personen.
Een vluchtdeur en tevens normale toegang, in een rookvrije vluchtroute, is bijvoorbeeld nooit smaller dan 85 cm. Een nooddeur wordt uitsluitend gebruikt om het bouwwerk te ontvluchten bij calamiteiten, is niet voor regulier gebruik en moet binnen een seconde kunnen worden geopend.
Vluchtwegen en nooduitgangen moeten natuurlijk vrij zijn van obstakels. Nooduitgangen moeten altijd open kunnen. Houd ook de buitenzijde van nooduitgangen altijd vrij van goederen. Ook de vluchtweg buiten het gebouw, bijvoorbeeld tussen het gebouw en de erfscheiding, moet vrij zijn.
Zo is bijvoorbeeld een brandtrap buiten verplicht bij gebouwen hoger dan 20 meter, bij gebouwen waarin meer dan 10 personen tegelijk aanwezig kunnen zijn op een verdieping hoger dan de eerste verdieping en bij gebouwen waarin de vloer van een verblijfsgebied meer dan 13 meter boven maaiveld is gelegen.
Een nooddeur is bij definitie een deur die enkel en alleen gebruikt mag worden om een gebouw uit te vluchten. Deze deur is doorgaans een geluidswerende en brandwerende enkelvleugelige deur die naar buiten toe opendraait. De nooddeur mag geen schuifdeur zijn. Een nooddeur kan uit staal of aluminium vervaardigd worden.
Een vluchtroute heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,85 m en een hoogte van ten minste de in tabel 2.101 aangegeven waarde. Dit geldt niet voor zover de vluchtroute over een trap voert.
Een beschermde vluchtroute (BV) ligt buiten een subbrandcompartiment en voert uitsluitend door verkeersruimten (gangen, trappenhuizen, etc.). Omdat een BV buiten een subbrandcompartiment ligt is er altijd sprake van WBDBO van minimaal 30 minuten (nieuwbouw) tussen verblijfsruimten en de BV.
Alle werkruimten moeten in geval van nood snel kunnen worden verlaten door meerdere (nood)uitgangen. Hiertoe moeten deze ruimten zijn voorzien van minimaal twee zover mogelijk uit elkaar gelegen uitgangen. De afstand die in een ruimte moet worden afgelegd om een uitgang te bereiken, mag niet meer bedragen dan 30 meter.
In alle woongebouwen geldt dat bewoners tenminste één uitgang binnen 30 meter (gecorrigeerde loopafstand) moeten kunnen bereiken.
Een subbrandcompartiment is een gedeelte van een bouwwerk dat binnen de begrenzing van een brandcompartiment ligt of daarmee samenvalt.
Wat zijn de maximale en minimale afmetingen van een nooddeur? Nood- en vluchtdeuren zijn maximaal 2500 mm hoog en 1300 mm breed. Nieuw in het gewijzigde Bouwbesluit 2005 is dat de minimale breedte van de nooddeur is vergroot van 0.60 naar 0.85 meter.
Voor de doorstroomcapaciteit in een vluchtroute gelden de volgende rekenwaarden: 45 personen per meter breedte van een trap. 90 personen per meter vrije breedte van een ruimte of gang.
Deze is op te vragen bij de gemeente. In het Bouwbesluit zijn wel de regels vermeld waaraan nooddeuren moeten voldoen. Zo moeten zij in de vluchtrichting meedraaien en minimaal 0,6 meter breed en 2,2 meter hoog zijn. Ook moeten ze van binnenuit zonder een sleutel zijn te openen en mogen het geen schuifdeuren zijn.