De aardappelen met glazigheid kunnen niet bewaard worden en blijven hard na het koken. Je kan glazige aardappelen herkennen door de aardappelen in een zoutbad te leggen.Glazige knollen gaan namelijk drijven.
Glazigheid en doorwas. Glazigheid wordt veroorzaakt door sterke onttrekking van zetmeel aan de knol. Het treedt vooral op bij doorwas in een gewas. Bij doorwas gaan tijdens het groeiseizoen reeds gevormde knollen kiemen en aan deze kiemen groeien nieuwe knollen.
De knolverschijnselen van doorwas bestaan uit popperigheid, het opnieuw uitlopen van reeds gevormde knollen en door glazigheid.In het gewas herken je doorwas bovengronds aan de vorming van nieuwe stengels.
Vaak gebeurt dat in het voorjaar en afhankelijk van het aardappelras is bepaald hoe lang deze onder de grond blijven. Vroege rassen hebben een groeiperiode van 90 – 100 dagen, waar dat bij late aardappelen minimaal 150 dagen is. Hoe langer een aardappel onder de grond blijft, hoe beter deze beschermd is.
Een flinke bemesting met compost of verteerde stalmest is voldoende om aan de behoefte van een aardappelteelt te voldoen. Aardappels hebben een relatief hoge kalium behoefte. Een te hoge stikstof bemesting kan averechts werken, doordat het loof zich te sterk ontwikkeld ten koste van de knollen.
Als je een aardappelplant uit de grond trekt, zie je dat de knolletjes ontstaan aan ondergrondse uitlopers van de plant.
Glazigheid ontstaat in de hoofdknol als deze door een secundaire knol wordt leeggezogen. Dit is meestal een teken van zetmeelgebrek. De aardappelen met glazigheid kunnen niet bewaard worden en blijven hard na het koken. Je kan glazige aardappelen herkennen door de aardappelen in een zoutbad te leggen.
'Door het droge weer van de afgelopen weken bevatten de aardappelen veel zetmeel', zegt Marc Goeminne van het 'Interprovinciaal proefcentrum aardappelteelt' uit Kruishoutem. 'Dat zorgt ervoor dat de knollen bij een duwtje of een val zeer makkelijk blauwe plekken vertonen.
Oogsten. Vroege aardappelen kun je al oogsten als de knollen groot genoeg zijn, terwijl het loof nog niet is afgestorven. Aardappelen om te bewaren, oogst je pas als het loof is afgestorven. De aardappel is dan afgerijpt en is daardoor langer houdbaar.
Aardappelloof, tomatenloof, courgetteloof etc. kan mits gezond prima op de composthoop. Zieke planten kunnen mits de temperatuur hoog genoeg wordt op de hoop. Beter is dit niet te doen als je niet 100% zeker bent dat je de vereiste temperatuur haalt.
Waar halverwege de vorige eeuw nog vele handen hielpen bij het looftrekken van aardappels om het blad te doen afsterven, wordt loof tegenwoordig vooral doodgespoten. Met metingen kan de hoeveelheid gif beter worden afgestemd op de fase waarin de plant zich bevindt.
Vroege piepers oogst Aardappelshop over het algemeen onrijp. Halfvroege en late aardappelen pas zodra het loof verdord is. De halfvroege pieper oogst u het beste tussen augustus en eind september. De late variant mag wat langer staan.
Je kunt knollen in de grond laten totdat je klaar bent om ze op te eten, maar wacht niet te lang, want ze kunnen rotten of vast komen te zitten in de grond als er vorst optreedt. Aardappelen kun je lang bewaren in de grond, maar wacht niet te lang om ze eruit te halen.
Om een mooie aardappelplant te bekomen, zet je een aardappel met uitlopers in de grond. Die uitlopers worden het begin van je nieuwe plant. Wanneer je de uitgelopen aardappel met aarde bedekt en water geeft, groeit hij vanzelf naar het licht.
Hoeveel pootaardappelen je nodig hebt, hangt af van hoeveel plaats je vrij hebt in de moestuin en hoeveel kilogram je wenst te oogsten. Gemiddeld mag je rekenen op ongeveer 4 kg oogst per vierkante meter geplante pootaardappelen.
Je kunt ook uitgelopen aardappelen die je in de supermarkt heb gekocht gebruiken: snijd de aardappel in vier stukken en leg ze een paar dagen in de zon totdat ze beginnen uit te lopen. Week de aardappelen niet voor: het benodigde vocht voor het uitlopen zit in de aardappel zelf. Weken geeft een grote kans op rotting.
Vroege aardappelen zijn aardappelen die als eerste geoogst worden. Bij de vele aardappelrassen die er zijn wordt een onderscheid gemaakt tussen vroege aardappelen en late aardappelen. Vroege aardappels worden ongeveer 3 maanden na het poten gerooid, meestal in juni of juli.
Hoe herken je nieuwe aardappelen? Je herkent primeuraardappelen vooral aan hun schil. Het dunne velletje komt al snel los als je er nog maar over wrijft met je vinger. Dit komt omdat het eigenlijk aardappelen zijn die nog niet helemaal rijp zijn.
Nateelt. Als je de aardappelen begin juli gerooid hebt, dan kun je op de vrijkomende grond nog andere groenten planten. Dat heet een nateelt. Dat moeten dus planten zijn die snel groeien , want er is niet zoveel tijd meer voor de herfst en de winter begint.
Waarom loofklappen? Loofklappen is nodig om te voorkomen dat er bij het rooien grote hoeveelheden loof verwerkt moeten worden. Dit kan leiden tot knolverlies en dat er veel loof mee komt de bewaarplaats in.
'Het loof van de aardappel wordt verhit door de vlammen onder de brander. Het is de vlam die het werk doet, maar ook de infraroodstraling van het vuur die er voor zorgt dat het sap in de cellen van het blad gaat koken en de celwanden doet knappen. Zo doden wij het aardappelloof. '
Wat is loofdoding 2.0? Loofdoding is belangrijk voor de gezondheid en kwaliteit van de aardappel. Door het loof te doden stopt de groei en verkurkt de schil waardoor de knol steviger wordt en minder gemakkelijk ontvelt en beschadigt. Het rooien wordt gemakkelijker en de kans op virusaantasting wordt verkleind.
Zoals reeds aangehaald, kan je bladgewassen als voor- of nateelt zetten op andere percelen. Hoofdgewassen waar geen voor- of nateelt mogelijk is, zijn: winterwortel, witloof, knolselder, pastinaak, schorseneer, rode biet en late aardappelen. Aardbeien worden in het najaar gepland, dit kan na een aardappelteelt.
Opbouw composthoop.
Bouw je composthoop op in een moment dat het buiten warm is. Dan verteert alles veel sneller en heb je na een half jaar bruikbare compost. Bouw de composthoop op de aarde en begin met een laag bruin afval (stro of bladeren), niet op beton of harde ondergronden zodat het vocht kan wegvloeien.