Hoe herken je een gesloten vraag? Een gesloten vraag begint niet met een vraagwoord maar met een werkwoord. “Ga je morgen beginnen?” “Wil je hier eigenlijk wel werken?” “Moet je niet even met Jan gaan praten?” De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden. Daarna kan hij gewoon zijn mond houden.
Gesloten vragen zijn 'ja'-/ 'nee'-vragen of meerkeuze vragen. Bijvoorbeeld: 'Wilt u koffie?
Een open vraag is een vraag waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn. Over het algemeen zijn de antwoorden op een open vraag wat langer, en vragen wat denkwerk. De ander kan kiezen uit meerdere opties. Het tegenovergestelde van een open vraag is een gesloten vraag.
Gesloten vragen leiden per definitie tot conclusies, omdat ze zijn ontworpen om gegevens op te leveren die kwantificeerbaar zijn. Doordat deze vragen eenvoudig te coderen zijn, zijn ze vooral nuttig wanneer u wilt aantonen dat de resultaten van een enquête statistisch significant zijn.
Een gesloten vraag is een vraag waarbij een deelnemer aan een onderzoek de keuze heeft uit een van de reeds weergegeven antwoorden. Bij dergelijke vragen is het mogelijk om ofwel een enkel antwoord te geven of om een of meer antwoordopties aan te vinken.
Een gesloten vraag begint niet met een vraagwoord maar met een werkwoord. “Ga je morgen beginnen?” “Wil je hier eigenlijk wel werken?” “Moet je niet even met Jan gaan praten?” De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden. Daarna kan hij gewoon zijn mond houden.
Een geslotenvraag is een vraag waarop de ander alleen kan antwoorden met één van de voorgecodeerde antwoordmogelijkheden, vaak zijn deze antwoorden 'ja' of 'nee'. Gesloten vragen beperken dus de antwoordmogelijkheden, ze zijn handig om toe te passen wanneer je behoefte hebt aan specifieke informatie.
Een vraag kan ook als indirecte vraag gesteld worden, zonder dat het de grammaticale vorm van een vraag heeft. Voorbeeld: Ik zou graag weten, wanneer je komt.
U kunt dit soort vragen gebruiken als u aan de ondubbelzinnigheid en omvang van de antwoorden in gesloten vragen twijfelt. Dankzij de combinatie van open en gesloten type vragen wordt de respondent op geen enkele wijze beperkt en de manier van antwoorden ligt aan hem/haar.
Een journalist probeert altijd een zo volledig mogelijk verhaal te vertellen. Daarvoor wordt in de journalistiek een ezelsbruggetje gebruikt: de 5W1H-methode. Ze geven antwoord op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.
Een indirecte vraag geeft inhoudelijk wel een vraag weer, maar heeft niet de vorm van een vraag. De woordvolgorde is anders dan bij een directe vraag en bij hardop lezen stijgt de intonatie niet zoals bij een vragende zin. De vraag is of een jeugdrechter dan nog onpartijdig kan zijn.
Een retorische vraag is een stijlfiguur waarbij iemand een vraag stelt, en daar geen antwoord op verwacht. Iemand zou bijvoorbeeld kunnen roepen: [Ben je helemaal gek geworden?] De steller van de vraag verwacht hier natuurlijk geen ja of nee op, maar wil aangeven dat hij denkt dat je gek bent.
Gesloten vragen zijn alle vragen waarop je alleen met 'ja' of 'nee' moet antwoorden. Meestal worden dit soort vragen gesteld over feitenkennis.
Een open vraag is een vraag waarbij de ander vrij wordt gelaten in het antwoord dat hij of zij wil geven. Open vragen leveren hierdoor meer informatie op dan gesloten vragen. Open vragen beginnen met vraagwoorden als wie, welke, waar, hoe, wat of bijvoorbeeld waarom.
Gesloten vragen zijn vragen die je met name goed kunt inzetten om te achterhalen wat iemand concreet weet of vindt: de ander namelijk in de antwoordmogelijkheden. Dit maakt gesloten vragen vaak waardevol om bijvoorbeeld feiten te controleren. Gesloten vragen beginnen met een persoonsvorm.
Hypothetische vragen is een onderhandelingstactiek die bedoeld is om meer inzicht te krijgen in de belangen, alternatieven en prioriteiten van de andere partij. Door vragen te stellen als “wat als..” en “veronderstel dat…” wordt duidelijk hoeveel waarde specifieke aspecten van de onderhandeling hebben.
Directe rede is de letterlijke weergave van iemands woorden in een tekst. Zinnen in de directe rede staan doorgaans tussen aanhalingstekens. Ze zei kwaad: 'Ik denk dat ik dan maar eens opstap!' 'Vergeet niet de deur goed achter je dicht te trekken', antwoordde hij.
Circulaire vragen
Dit type vragen peilt naar patronen die mensen verbinden. Ze helpen om uit het lineaire en het causale denken te stappen (oorzaak → gevolg) en leggen de nadruk op de wederkerigheid in relaties.
Soms hoor je ook wel eens een dubbele vraag terugkomen in één zin. Een bekend voorbeeld - bijvoorbeeld tijdens een vergadering of tijdens een leergesprek in het onderwijs - is "Ik ben wel benieuwd: wie is voor en wie is tegen?" Dit zijn eigenlijk twee vragen.
Doorvragen doe je door het stellen van kritische vragen.
Kritische vragen zijn vragen waarmee je de kennis van de ander bevraagt; vragen stelt bij wat de ander zegt. Bijvoorbeeld tijdens een interview of tijdens een informeel gesprek (denk aan een date of als je uit eten bent met familie of vrienden).
Zinvolle vragen / zinloze vragen: een indeling
Groep A: Vragen die je kunt stellen en waarop jij en/of een ander een antwoord kunt geven. Dit noemt Schwab zinvolle vragen. Groep B: Vragen die je kunt stellen en waarop noch jij en/of noch een ander een antwoord kan geven.
Vraag op een neutrale, eerlijke manier om informatie en u zult eerlijke, doordachte en waardevolle feedback terugkrijgen. Verstop een mening of een veronderstelling in uw enquêtevraag en u zult vooringenomen, onbruikbare reacties ontvangen.
Feitelijke vragen - vragen naar feiten - kennen maar één correct antwoord. Voorbeeldvragen naar feiten: Wat is het kookpunt van water? Wanneer overleed Koningin Wilhelmina?