Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord schrijf je zo kort mogelijk. Je laat zien dat 'gemaaide' iets zegt over het gras, het voltooid deelwoord wordt zo als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Vervolgens laat je zien dat je deze woorden zo kort mogelijk schrijft, meestal komt er alleen een ~e achter de woorden.
Als het woord als voltooid deelwoord op -en eindigt, houdt het als bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord ook zijn -n aan het eind. Hij heeft de wedstrijd gewonnen. —> de gewonnen wedstrijd. Kortom: als een voltooid deelwoord eindigt op -en, eindigt hij als bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord ook op -en.
Als het voltooid deelwoord gebruikt wordt als bijvoeglijk naamwoord, schrijf je het zo kort mogelijk. Is het de vergrote foto of de vergrootte foto? In dit geval is het voltooid deelwoord vergroot gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Je schrijft het dan op dezelfde manier als je de grote foto zou schrijven.
Als een voltooid deelwoord als bijvoeglijke bepaling bij een zelfstandig naamwoord wordt gebruikt, wordt het verbogen als een gewoon bijvoeglijk naamwoord. De vorm van zo'n bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord komt daardoor niet altijd overeen met de persoonsvorm van de verleden tijd.
Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d. Ook staat er een hulpwerkwoord in de zin (een vorm van “hebben” of “zijn”).
Een bekend ezelsbruggetje om te achterhalen of een voltooid deelwoord met d dan wel met t wordt geschreven, is luisteren naar de verleden tijd. Eindigt die op -de, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -d.Eindigt de verleden tijd op -te, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -t.
Voltooid deelwoord: de middelen zijn aangewend. Bijvoeglijk naamwoord: de aangewende middelen. Als je van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maakt, zet je er meestal gewoon een e achter. Geen extra d of t dus, maar gewoon zo kort mogelijk.
Ik bezette. Jij bezette. Hij, zij, het bezette.
Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t, en het is bijvoeglijk gebruikt, dan schrijf je het zo kort mogelijk. Van verschillende sterke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op -en. In deze gevallen eindigt ook het bijvoeglijk naamwoord op -en.
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld: 'Een ronde tafel', 'Een lieve kat' en 'Een snelle auto'. De woorden 'ronde', 'lieve' en 'snelle' zijn bijvoeglijke naamwoorden en zeggen iets over het zelfstandig naamwoord wat erachter staat.
Wat is een bijvoeglijk naamwoord? Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord direct voor een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden zijn: 'oude', 'mooie', 'warme', 'zielige' en 'lieve'.
Gebruikt als bijvoeglijk naamwoord
Het vervult dan de rol van bijvoeglijk naamwoord in een Nederlandse zin: het tegenwoordig deelwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord (staal, lamp etc.). Net als bij andere bijvoeglijke naamwoorden, gebruik je meestal de verbogen vorm met een -E er achter: De hangende lamp.
Je schrijft ze dan: – zoals je ze hoort: de geredde drenkeling, het gewitte plafon – zo kort mogelijk: de gehate leider, de verbrande gezichten Voltooid deelwoorden beginnen meestal met ge, maar er zijn ook andere vormen: betrokken, ontstaan, herzien en vertrokken.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord op een -d of -t eindigt, kan je kind 't kofschip gebruiken. Haal hiervoor eerst -en van het hele werkwoord af. Als de laatste medeklinker van het woord niet in 't kofschip zit, krijgt het werkwoord een d, anders schrijf je een t.
Je schrijft de verleden tijd dus door de(n) of te(n) achter de ik-vorm van het werkwoord te zetten. Bij werkwoorden waarvan de ik-vorm op een d of t eindigt, krijg je dus dubbel-d of dubbel-t: ik antwoord – ik antwoordde – wij antwoordden; ik sport – ik sportte – wij sportten.
Onthou(d) dit goed: een gebiedende wijs meervoud, met -t als uitgang (onthoudt dit goed), bestaat in het Nederlands niet meer.
Verwachtte is de verleden tijd van het werkwoord verwachten.
De stam van verwachten is verwacht. Om de verleden tijd te vormen, voegen we -te(n) toe aan de stam: verwacht + te(n) = verwachtte(n).
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.
Voltooide deelwoorden maken deel uit van samengestelde werkwoordstijden. De voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is namelijk een bijvoeglijk naamwoord, maar dan toevallig afgeleid van een voltooid deelwoord. In de voorbeelden staan eerst bijvoeglijk naamwoorden en dan bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden: de lange afstand. bijvoeglijk naamwoord: lange.
Misschien helpt het om dit te onthouden: als je twijfelt tussen twee schrijfwijzen en het woord wordt bijvoeglijk gebruikt, kies dan de korte schrijfwijze: het ontvreemde geld (niet: ontvreemdde) het verwoeste gebouw (niet: verwoestte)
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz.
ik douchte, wij douchten. ik heb gedoucht. de gedouchte man.
Vervoeging: ik verhuis, jij verhuist, hij verhuist, wij verhuizen. ik verhuisde, wij verhuisden. ik ben verhuisd.