2e naamval staat, gebruik je in het Duits een tweede naamval. In het Duits verdwijnt dan het woordje von en komt de naamval die daar speciaal voor is: de tweede naamval. De tweede naamval komt voor: bij een bezit.
De eerste naamval gebruik je voor het onderwerp, de tweede naamval om een bezitsrelatie aan te duiden, de derde naamval voor het meewerkend voorwerp en de vierde naamval voor het lijdend voorwerp.
Wat is de tweede naamval? (genitief) De tweede naamval geeft aan dat er een bezitsrelatie bestaat tussen twee zelfstandige naamwoorden. Deze naamval wordt ook wel genitief genoemd. De term 'bezit' moet je hier breed opvatten.
De accusatief is voor directe objecten. Het directe object is de persoon of het ding dat de actie ontvangt. Dus in "het meisje schopt de bal", is "de bal" het directe object. De datief is voor indirecte objecten.
De "accusatief" wordt gebruikt wanneer het zelfstandig naamwoord het lijdend voorwerp in de zin is . Met andere woorden, wanneer het het ding is dat wordt beïnvloed (of "verbed") in de zin. En wanneer een zelfstandig naamwoord in de accusatief staat, veranderen de woorden voor "the" een klein beetje van de nominatief. Kijk of je het verschil kunt zien.
auf en über (in de betekenis 'over'): vrijwel altijd 4e naamval. alle andere voorzetsels uit deze categorie: 3e naamval.
uitdrukt, dan volgt de vierde naamval. Indien het werkwoord + keuzevoorzetsel geen van deze uitdrukt, dan geldt de 7/2 regel: an, hinter, neben, in, unter, vor en zwischen krijgen de derde naamval en auf en über krijgen de vierde naamval.
De genitief wordt gebruikt om bezit aan te geven . Je gebruikt de genitief om aan te geven van wie iets is. In het Engels zouden we een apostrof gebruiken om aan te geven wat van iemand of iets is, bijvoorbeeld de schooldirecteur. Een andere manier om 'de schooldirecteur' in het Engels te zeggen is 'de schooldirecteur'.
In de eerste naamval (normale vorm in de eerste klas) gebruik je ein voor mannelijke en onzijdige woorden. Bijvoorbeeld: Ein Mann, Ein Kind. Eine gebruik je voor vrouwelijke woorden en woorden in het meervoud. Bijvoorbeeld: Eine Frau.
Het verschil ligt hem in de beweging. De akkusativ wordt gebruikt wanneer iemand of iets in beweging is en een richting uitgaat. Dan krijg je eigenlijk een antwoord op de vraag "Waarheen ...". De dativ wordt gebruikt om een toestand aan te tonen.
De eerste naamval- ook wel de nominatief genoemd- gebruik je voor het onderwerp van de zin. Vanuit het Nederlands weet je als het goed is hoe je het onderwerp vindt: wie/wat + gezegde = het onderwerp. In het geval van onze pinguïn kijken we naar de eerste zin van de afbeelding: Der Pinguïn guckt mich komisch an.
Ieder zelfstandig naamwoord heeft in Duitsland namelijk een eigen geslacht. Bij mannelijke woorden is het lidwoord der, bij vrouwelijke woorden die en bij onzijdige woorden das. De meeste Duitse woorden zijn vrouwelijk. Het zijn er bijna evenveel als alle mannelijke en onzijdige woorden samen.
De genitief, of bezittelijk geval, is wanneer de apostrof s ('s) wordt gebruikt om bezit aan te geven (de ring van mijn oma, de auto van mijn zus). De genitief wordt voornamelijk gebruikt bij mensen en dieren; het wordt zelden gebruikt bij niet-levende dingen. Soms wordt het echter gebruikt bij organisaties of bedrijven.
'Der Akkusativ' is de vierde naamval in het Duits. Deze naamval wordt gebruikt voor het lijdend voorwerp .
Dat wil zeggen dat Modern Engels een genitiefconstructie aangeeft met ofwel het bezittelijke clitisch achtervoegsel "-'s", of een prepositionele genitiefconstructie zoals "x of y" . Echter, sommige onregelmatige Engelse voornaamwoorden hebben wel bezittelijke vormen die vaker als genitief beschreven kunnen worden (zie Engels bezittelijk).
In het algemeen heeft de genitivus e.v. een -i aan het einde van het woord, terwijl de nominativus m.v. een -ae aan het einde van het woord heeft. Bijvoorbeeld, het woord "puella" (meisje) heeft de genitivus e.v. "puellae" (van het meisje) en de nominativus m.v. "puellae" (de meisjes).
De volgende voorzetsels krijgen een tweede naamval: trotz, wegen, innerhalb, außerhalb, während, anhand. Er is ook een klein aantal werkwoorden die gepaard gaan met een voorwerp dat in de tweede naamval staat: Erbarme dich meiner! = Heb medelijden met mij!
Die Wechselpräpositionen
Er is een visuele voorstelling van 'an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen' met de vragen 'Whohin?'en 'Wo?'
Voorzetsels zijn korte woorden zoals 'an, von, durch'. Ze staan ofwel bij een zelfstandig naamwoord (vb. Haus) ofwel bij een voornaamwoord (vb. mich).
De genitief, of tweede naamval, is de naamval die gebruikt wordt om een bezit of om afhankelijkheid aan te duiden. In de heer des huizes betekent des 'van het', en geeft des de relatie tussen heer en huis aan. Andere voorbeelden: toonder dezes en Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
WAT IS DE DATIEF? De Dativ drukt meestal het meewerkend voorwerp uit.Je vindt hem door 'aan wie' of 'voor wie' te vragen. In een zin staat de Dativ bijna altijd voor de Akkusativ, behalve als het lijdend voorwerp een persoonlijk voornaamwoord is, dan staat de Akkusativ eerst en daarna de Dativ.
De vierde naamval
Ook wordt het gebruikt na bepaalde vaste voorzetsels , namelijk: durch, für, ohne, um, bis, gegen en entlang.
In het Nederlands hebben we geen onbepaald lidwoord meervoud, dus die vertaal je niet. Je weet of iets mannelijk of vrouwelijk is door het lidwoord. La is vrouwelijk en le is mannelijk. Un gebruik je voor mannelijke woorden (met als lidwoord le, dus), une gebruik je als het woord vrouwelijk is (met lidwoord la).