De Vroegmoderne Tijd (ca. 1450-1800) is een specifiek door historici vastgesteld tijdvak dat ook wel eens aangeduid wordt als de Nieuwe Tijd of als ancien régime. Deze historische periode begon omstreeks het einde van de middeleeuwen en duurde tot de moderne tijd, die rond 1800 begon.
De middeleeuwen: 590 - 1500. de vroegmoderne tijd : 1500 - 1800. de moderne tijd: 1800 - 1945.
De middeleeuwen (letterlijk tussenliggende eeuwen) (ca. 500 tot ca. 1500) vormen, in de historiografische indeling of periodisering van de geschiedenis van Europa, de periode tussen de klassieke oudheid en de vroegmoderne tijd.
De 19e eeuw (van de christelijke jaartelling) is de 19e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 1801 tot en met 1900.
De 17e eeuw (van de christelijke jaartelling) is de 17e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 1601 tot en met 1700.
De Vroegmoderne Tijd (ca. 1450-1800) is een specifiek door historici vastgesteld tijdvak dat ook wel eens aangeduid wordt als de Nieuwe Tijd of als ancien régime. Deze historische periode begon omstreeks het einde van de middeleeuwen en duurde tot de moderne tijd, die rond 1800 begon.
De 18e eeuw loopt van 1701 tot en met 1800. De 19e eeuw loopt van 1801 tot en met 1900. De 20e eeuw loopt van 1901 tot en met 2000.
tijdvak 7: tijd van pruiken en revoluties (1700-1800) tijdvak 8: tijd van burgers en stoommachines (1800-1900) / tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) /
De 18e eeuw (van de christelijke jaartelling) is de 18e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 1701 tot en met 1800. De 18e eeuw behoort tot het 2e millennium.
Middeleeuwen (476 - 1450) Nieuwe Tijd (1492 - 1750) Moderne Tijd (1750 - 1945) Hedendaagse geschiedenis (1945 - ...)
De geschiedenis van de Middeleeuwen gaat over een hele lange tijd, wel 1000 jaar. Daarom verdelen we deze tijd vaak in twee stukken: de vroege Middeleeuwen van 500 tot 1000 na Christus ( tijd van Monniken en Ridders), en de late Middeleeuwen van 1000 tot 1500 na Christus (Tijd van Steden en Staten).
De Nieuwe Tijd is volgens de traditionele indeling de periode in de westerse geschiedenis die volgt op de Middeleeuwen (476-1450) vanaf ongeveer 1450. De term kan twee verschillende betekenissen hebben: de hele periode na de Middeleeuwen tot heden. In dat geval duurt de Nieuwe Tijd tot vandaag de dag.
De Renaissance staat bekend als een periode in de Europese geschiedenis die duurde van de 14e tot de 16e eeuw. Op allerlei gebieden, zoals de literatuur, muziek, architectuur en kunst vond een sterke oriëntatie plaats op de klassieke oudheid. Dit veranderde het mens -en wereldbeeld.
Geologen als John Phillips en Charles Lyell vestigden een indeling in vier grote eenheden: het oude Primair (tegenwoordig Paleozoïcum), het jongere Secundair (tegenwoordig Mesozoïcum), het nog jongere Tertiair (tegenwoordig verdeeld in Paleogeen en Neogeen) en het jongste Kwartair.
Perioden zijn gebaseerd op tijdrekenkunde (chronologie). Historici delen de geschiedenis van de mensheid op in tijdsperioden, als een doorlopende lijn van ontwikkeling. De perioden worden van elkaar onderscheiden door te kijken naar wat elke periode uniek maakt en hoe elke periode verschillend is van de vorige.
Het derde millennium v. Chr. loopt vanaf 3000 tot 2001 v.
15 april - Slag bij Formigny. De Fransen boeken een grote overwinning op een binnengevallen Engels leger. De Engelse overheersing in Normandië komt tot een eind. 14 mei-23 november - Beleg van Krujë: De Turken belegeren vergeefs de Albanese vesting Krujë en lijden grote verliezen.
De middeleeuwen is de benaming voor het tijdvak uit de Westerse geschiedenis tussen het einde van de oudheid en het begin van de vroegmoderne tijd. Hoewel er onder historici onenigheid bestaat over de precieze afbakening van de periode, worden de middeleeuwen traditioneel gesitueerd tussen de 5e en de 15e eeuw.
Bronstijd (2000-800 v. Chr.)
De geschiedenis van Nederland is voor het primair en voortgezet onderwijs verdeeld in tien tijdvakken. De tijdvakken worden in combinatie met de 50 Nederlandse canonvensters behandeld binnen kerndoel 52 en 53 in het primair onderwijs. Hieronder een overzicht van de tijdvakken en hun kenmerkende aspecten.
Een jaartelling begint met de eerste eeuw, gevolgd door de tweede eeuw en zo verder. De eerste eeuw bestaat uit de eerste honderd jaren, en begint met het jaar 1 en eindigt als er 100 jaren voorbij zijn, dus met het jaar 100. De tweede eeuw begint met het jaar 101 en eindigt met het jaar 200.