Als het onderwerp onbepaald is, gebruik je 'hay'. 'Hay' is in het Nederlands: 'er is/zijn', 'er ligt/liggen', 'er staat/staan' , etc. Hay problemas en el trabajo. (Er zijn problemen op het werk.)
Als je "er is" of "er zijn" gebruikt in het Nederlands, dan vertaal je het als "hay" (tegenwoordig tijd) of "había" (verleden tijd). De zin heeft typisch geen specifiek onderwerp en men gebruikt in het Nederlands normaal gesproken het woord "er": Er zijn koeien in de wei > Hay vacas en el campo.
De samenvatting is als volgt: ser = zijn + een eigenschap (langdurig of voor altijd), estar = zijn + een toestand (tijdelijk, op een bepaald moment). Hay betekent er is/er zijn en wordt gebruikt wanneer het onderwerp onbepaald is.
Gustar – iets leuk vinden, of iets bevalt je
Dit werkwoord heeft een hele andere toepassing dan gewone werkwoorden als werken, wonen etc. 'Gustar' wordt in het Spaans vervoegd met wat er leuk gevonden wordt en niet met wie leuk vindt.
De belangrijkste onregelmatige werkwoorden in deze vorm zijn: ver (zien), ser (zijn), en ir (gaan).
Wanneer gebruik je de imperfecto? Het grootste verschil tussen de indefinido en de imperfecto is dat de indefinido op 1 specifiek moment in het verleden plaatsvond, terwijl de imperfecto gedurende een langere tijd heeft plaatsgevonden.
De voltooid verleden tijd wordt gebruikt in contexten die zelf al in het verleden spelen, en dan specifiek om een gebeurtenis aan te duiden die in een nog verder verleden heeft plaatsgevonden.
El Gerundio of het Gerundium wordt amper gebruikt in het Nederlands. In het Spaans daarentegen komt het heel regelmatig voor. Een Gerundio wordt gebruikt om aan te geven dat een handeling plaats vind op het moment dat je het zegt. door –ando of –iendo achter de stam van het werkwoord te plaatsen.
De Spaanse taal kent twee onregelmatige werkwoorden voor het werkwoord 'zijn'. Dit betekent dat ze een onregelmatige vervoeging kennen, waarbij de klinkers veranderen in een tweeklank (combinatie van twee klinkers binnen dezelfde lettergreep).
In het Spaans zijn er twee verleden tijden: de pretérito indefinido (verleden tijd) en de pretérito imperfecto (onvoltooid verleden tijd).
De meest voorkomende werkwoorden zijn is, was en zijn - allemaal varianten dus van het werkwoord zijn. Als je die varianten samenneemt, en alleen naar de onvervoegde vorm van het werkwoord kijkt, dan zijn de meest voorkomende werkwoorden - na zijn - hebben, gaan, kunnen, moeten en zeggen.
De subjuntivo is de aanvoegende wijs die heel veel gebruikt wordt in het Spaans. Te gebruiken wanneer de spreker gevoelens wil uitdrukken ten opzichte van een situatie of over een gebeurtenis. Bijvoorbeeld als het gaat over een wens, een gevoel, een verbod, een mogelijkheid en een onzekerheid.
houden van; lekker vinden; lusten; genieten; amuseren; genot hebben van; bevallen; plezieren; gelieven; behagen; aanstaan; smaken; proeven; prettig vinden; conveniëren; bekoren; believen; goeddunken; voorproeven.
Het lijkt alsof je dit moet uitspreken als “Hij deed het” (of zelfs: “Hij daad het”), maar niets is minder waar: je zegt “hij deet”.