Start met te tonen dat je je kind graag ziet, ook met wat die je net vertelde. Geef jezelf én je kind daarna de tijd om het te laten bezinken en hierover na te denken. Een coming-out kan heel heftig zijn voor zowel ouder als kind, soms is het beter om op een later moment het gesprek verder te zetten.
Zorg ervoor dat je altijd een ondersteuningssysteem van buitenaf hebt; een persoon of groep personen naar wie je toe kunt voor advies en steun. Zorg ervoor dat je ouders weten bij wie je al uit de kast bent gekomen zodat ze het niet per ongeluk aan iemand vertellen van wie je nog niet wilt dat ze het weten.
Blijf ook over andere onderwerpen praten na de 'coming-out', niet alleen over het holebi-zijn. Anders geef je de indruk dat alles nu anders moet zijn. Bekijk het gewoon als een extra onderwerp om over te praten. Ga het nieuws niet zomaar verspreiden bij vrienden of familie.
Zodra je kind uit de kast komt, is het belangrijk om je eigen primaire reactie zoveel mogelijk secundair te maken. Ben er voor je kind. Stel het gerust als het mogelijk overstuur of verdrietig is, en geef je kind het gevoel dat het alles aan je kan vertellen. Stel vragen en hou hiermee het gesprek gaande.
Denk na over mensen waar je je tot aangetrokken voelt, of het nu mensen zijn die je persoonlijk kent, beroemdheden of zelfs fictieve personages. Als je merkt dat alle of de meeste mensen tot wie je je je aangetrokken voelt, van een ander geslacht zijn dan jij, dan is de kans groot dat je hetero bent.
Zeven op de tien jonge LHBTQIA+'ers geven in het onderzoek aan dat de meeste mensen in hun omgeving weten van hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit. Bij drie op de tien weet bijna óf helemaal niemand het. Van de jongeren die het hebben verteld, vond meer dan de helft (53 procent) het moeilijk om dat te doen.
Toch durft 1 op 5 scholieren niet uit de kast te komen. In 2006 was 53% van de Nederlanders positief over homo- en biseksualiteit, nu is dat gestegen tot 74%. De houding is in alle bevolkingsgroepen positiever, ook in groepen waar men van oudsher negatief over homo- en biseksualiteit denkt.
De enige die kan bepalen of je hetero, lesbisch of biseksueel bent, ben jijzelf. Niemand anders kan dat voor je bepalen.
Jouw seksuele voorkeur omschrijft tot wie jij je seksueel (en meestal ook relationeel) aangetrokken voelt. Het kan hierbij gaan om een heteroseksuele, homoseksuele of biseksuele voorkeur. Als je het enkel over je seksuele voorkeur hebt, kan je aseksualiteit ook als seksuele voorkeur beschouwen.
Queer. Queer betekent eigenlijk 'vreemd'; er is niet echt een goede Nederlandse vertaling voor. Het staat voor een open, brede genderidentiteit en/of seksuele identiteit. Vaak noemen mensen zichzelf queer als ze zichzelf niet een vaststaande gender en/of seksuele identiteit toekennen, of die afwijzen.
Eerder uit de kast
In 2005 kwamen jongens gemiddeld uit de kast toen ze 17 jaar en 10 maanden oud waren. In 2017 was dat gedaald naar 17 jaar en 2 maanden. Bij meisjes ging die leeftijd in dezelfde periode omlaag van 16 jaar en 3 maanden naar 16 jaar en 1 maand.
Probeer mee te leren wat non-binariteit net betekent voor jouw kind en waar je kind zelf informatie vindt. Ook wanneer je kind zichzelf als non-binair identificeert, kan je de adviezen op deze pagina rond 'transgender' gebruiken. Daarnaast kan je ook terecht bij zorgverleners met expertise rond het transgenderthema.
Cisgender betekent: 'niet transgender'. Dus: je bent geboren als jongen, en je voelt je ook jongen. Of je bent geboren als meisje, en je voelt je ook meisje.
Sommige jongeren noemen zichzelf panseksueel. Dat betekent dat ze op mensen verliefd worden en dat het niet uitmaakt of iemand nou een meisje, een jongen of iets ertussenin is. 'Pan' betekent namelijk 'alles' in het Grieks.
Cisgender of cisseksueel (verkorte vorm cis) betekent een genderidentiteit die overeenkomt met het geboortegeslacht. Het is de tegenhanger van transgender en transseksueel, waarbij het geboortegeslacht en de genderidentiteit niet overeenkomen.
Reacties. Als het gaat om objecten dan heten dat officieel fetisjisten. Gaat het om levenloze wezens, dan praten we over necrofielen.
Het ontbreken van seksuele aantrekkingskracht wordt aseksualiteit genoemd. Ongeveer één procent van de mensen is aseksueel en ook aseksualiteit bestaat in allerlei vormen.
Wanneer je panseksueel bent, val je op mensen ongeacht hun genderidentiteit. Een panseksueel kan op iedereen vallen, ook op degene die zich niet thuis voelt in de hokjes man of vrouw.
Heteroseksualiteit is een seksualiteit die wordt gekenmerkt door een exclusieve voorkeur voor personen van de andere sekse.
Ze vallen op zowel mannen als vrouwen die hetzelfde gender hebben als bij hun geboorte. Iemand die panseksueel is kan ook op mannen en vrouwen vallen, maar ook op mensen die genderqueer of transgender zijn.
Panseksueel. Panseksueel is een overkoepelende term, die betekent dat je op mensen valt, of het nou mannen, vrouwen, non-binaire, intersekse personen of andere vormen betreft.
Zoöfilie is het beleven van seksuele opwinding van mensen tot dieren. Zoöfilie omschrijft de seksuele aantrekkingskracht niet de handeling. Bij bestialiteit gaat het om de handeling en hoeft die aantrekkingskracht er niet te zijn. Bestialiteit betreft seksuele handelingen tussen mens en dier.
Aseksuelen hebben geen interesse in seks. Je bent aseksueel als je geen verlangens of lusten herkent wanneer je wordt blootgesteld aan seksuele prikkels. Zowel mannen als vrouwen kunnen aseksueel zijn.