Verlicht denken moest een einde maken aan dingen zoals bijgeloof. Kennis en verstand moesten belangrijker worden dan dingen als tradities en geloof. En om de ideale samenleving te bereiken moest iedereen vrij en gelijk zijn. Verlichte ideeën waren vaak revolutionair.
Godsdienst: de nieuwe, verlichte leus was 'ratio in plaats van religio'. De Verlichting ging uit van het gebruik van het verstand en van de waarneming, in plaats van het verkrijgen van kennis uit de voorgegeven waarheden die het geloof gaf en die in de Bijbel te lezen waren.
De bekendste filosofen onder hen waren Charles Montesquieu (1689-1755), Voltaire (1694-1778), Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) en de redacteuren van de Encyclopédie Denis Diderot (1713-1784) en Jean le Rond d'Alembert (1717-1783).
Het begin van de Verlichting zou volgens Stephen Toulmin kunnen liggen bij de ontdekkingen van Galileo Galilei of de boeken van René Descartes. Engelsen zijn geneigd de Verlichting te zien als een gevolg van de publicatie van Newtons Philosophiae Naturalis Principia Mathematica, rond 1687.
Het was een Europese beweging die zich vanaf 1670 vanuit Nederland en Engeland gedurende de achttiende eeuw verspreidde over de rest van Europa. Doel was angst en bijgeloof te laten verdwijnen en de mens op zichzelf te laten vertrouwen: op zijn verstand, hart en intuïtie.
verlicht bijv. naamw. Uitspraak: [vər'lɪxt] 1) goed zichtbaar doordat er licht op valt Voorbeeld: `Kijk goed uit, want het tuinpad is niet verlicht. ` 2) met vernieuwende denkbeelden en zonder vooroordelen Voorbeeld: `een verlic...
Reacties. Je ziet in de Verlichting een contrast met de Renaissance, in de Renaissance greep men terug op de klassieke oudheid, maar in de Verlichting wordt iets nieuws in gang gezet. De mens gaat zelf nadenken en ontwikkelt zelf nieuwe ideeën, ze nemen dus geen oude ideeën over.
Halverwege de 18e eeuw werd Parijs toch het nieuwe centrum van de Verlichting, met denkers als Montesquieu en Voltaire. Tijdens de Verlichting ging men meer nadenken over hoe de ideale samenleving er uit zou moeten zien. Veel denkers waren het er over eens dat vrijheid en gelijkheid hiervoor belangrijk waren.
Het verlichte despotisme vond de oorsprong in de verlichting, een politiek-filosofische stroming in de 18e eeuw. Bij het verlichte despotisme voerden absolute monarchen sociaal-politieke hervormingen door in hun rijken. Dat wil zeggen, alles voor mijn volk, maar niets door mijn volk (=regeren in naam van het volk).
Voltaires gedachtegoed kenmerkte zich door een vooruitstrevend humanisme, rationalisme en felle kritiek op onrecht en de kerk. Voltaire Voltaire wees alle vooroordelen, bovennatuurlijke en dogmatische verklaringen af, kwam op voor de mensenrechten en legde het accent op de rede.
Deze vorsten hadden gemeenschappelijk dat zij streefden naar een zo efficiënt mogelijk bestuur en naar de vorming van een moderne staat, bijvoorbeeld door een moderne bureaucratie van ambtenaren in te stellen zodat de belastinginning optimaal te organiseren was.
Rationalisten waren ervan overtuigd dat kennis en rede superieur waren aan traditie en geloof. Rationeel denken zou leiden tot vooruitgang. Rationalisme was dan ook het belangrijkste kenmerk van het denken tijdens de Verlichting. Bij het rationalisme was het gebruiken van de rede dus het belangrijkst.
Verlichte despotisme of verlicht absolutisme is een regeringsvorm uit de tweede helft van de achttiende eeuw die gehanteerd werd door vorsten die tijdens de Verlichting bereid waren om een aantal ideeën van deze beweging uit te voeren. De despoten hielden wel de macht in handen.
' Immanuel Kant is een belangrijke filosoof van de achttiende-eeuwse Verlichting. Zijn definitie daarvan is klassiek geworden: 'Verlichting is de bevrijding van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft.
Verlichting wordt ook beschreven als het bereiken van Nirvana, het uitdoven van de verlangens waardoor het lijden wordt opgeheven en er geen wedergeboorte meer plaatsvindt.
Later in de 18e eeuw werd Parijs het centrum van de Verlichting, mede dankzij denkers als Montesquieu en Voltaire. Tijdens de Verlichting kwamen er nieuwe ideeën over hoe de ideale samenleving eruit zou moeten zien. Vrijheid en gelijkheid waren de belangrijkste speerpunten om een ideale samenleving te kunnen bereiken.
De Pruisische koning Frederik de Grote wordt beschouwd als een voorbeeld van een verlicht absoluut vorst. Aan hem wordt de uitspraak toegeschreven “Alles voor het volk, maar niets door het volk”. Deze uitspraak wordt vaak gebruikt om te laten zien dat 'verlichte' vorsten niet alle ideeën van de Verlichting overnamen.
Despotisme = despotisme (Grieks δεσποτία, van δεσπότης - heerser, tiran) is een regeringsvorm waarbij één persoon (de despoot) of een kleine groep personen absolute macht heeft, die naar willekeur kan worden toegepast.
Andere woorden voor despoot zijn alleenheerser, overheerser en tiran.
Ze gingen nadenken over hoe de wereld echt in elkaar zit. Dit is de overeenkomst van de verlichting en de wetenschappelijke revolutie. Het verschil is dat bij de wetenschappelijke revolutie de wetenschappers zich meer focussen op de natuur en de wereld en bij de verlichting meer op de samenleving.
In het marktmechanisme waar winst de drijfveer voor economisch handelen is, zal dan de beste afstemming ontstaan van vraag en aanbod. De ideeën van de Schotse verlichting worden ontwikkeld door geleerden als John Playfair, Joseph Black, James Hutton, David Hume en Adam Smith.
Een absoluut vorst nam eerst alle beslissingen zelf; een verlicht vorst maakt meer gebruik van de ministers en advies van bestuurders. Er was dus ruimte voor overleg. Bij de absolute vorsten was er geen sprake van godsdienstvrijheid. Nu is er sprake van religieuze tolerantie.
De mens als persoon kwam centraal te staan en men werd meer individualistisch. Tegelijk verdween religie en het leven na de dood meer naar de achtergrond. Kennis en brede ontwikkeling werden belangrijk. De breed ontwikkelde intellectueel, die zelf de klassieke bronnen bestudeerde, werd het ideaal.
De bekendste humanisten uit de tijd van de Renaissance zijn zonder twijfel Leonardo da Vinci (1452-1519) en Michelangelo (1475-1564).
Er kwamen steeds meer rijke mensen en de mensen kregen steeds meer vrije tijd. Niet alleen de adel beschikte over vrije tijd, maar ook de burgers. De mensen deden spelletjes, dronken gezellig iets samen, studeerden of maakten muziek. Tijdens de Renaissance maakten de mensen voor hun plezier muziek.