Een waterstofbrug is een niet-covalente binding tussen een elektronenpaar op een sterk elektronegatief atoom (zuurstof, stikstof of fluor) en een naburig waterstofatoom, gebonden aan een ander sterk elektronegatief atoom.
Een waterstofbrug vormt zich tussen tussen moleculen met O-H en N-H bindingen. Er ontstaat zo'n brug doordat deze twee bindingen polair zijn. Polair betekent dat er op beide atomen een partiële lading zit. Bij de O en de N zit een partiële negatieve lading en bij de H zit een partiële positieve lading.
Hoewel de waterstofbrug vrij sterk is in vergelijking met de Vanderwaals-Londonkracht en dipoolbinding, is hij in water nog ongeveer 20 keer zo zwak als de atoombinding tussen H en O. Het kristalrooster van ijs wordt bijeengehouden door waterstofbruggen.
Om water te verdampen, moet er energie toegevoegd worden. De moleculen in het water nemen ieder voor zich deze energie op. Door deze energieopname worden de waterstofbruggen die de watermoleculen met elkaar verbinden verbroken. De moleculen bevinden zich dan in een gasvormige fase; ook wel waterdamp genoemd.
Bij een atoombinding worden de atomen aan elkaar gebonden door een zogenaamd gemeenschappelijk elektronenpaar. Hierbij dragen beide atomen 1 valentie-elektron bij aan de binding. Deze valentie-elektronen bevinden zich altijd in de buitenste elektronenschil van het atoom.
De atomen in een molecuul blijven bij elkaar, omdat ze aan elkaar gebonden zitten. Dat doen ze door een gemeenschappelijk elektronenpaar met elkaar te maken. Deze wijze van binding heet atoombinding. Chloor is een moleculaire stof, met formule Cl2 .
Dit is een bolletjesmodel van een watermolecuul. Het zuurstofatoom heeft twee atoombindingen gevormd met de waterstofatomen. Het aantal atoombindingen dat een atoom kan maken heet 'covalentie'. Een zuurstofatoom heeft covalentie 2, een waterstofatoom covalentie 1.
Een waterstofbrug is een niet-covalente binding tussen een elektronenpaar op een sterk elektronegatief atoom (zuurstof, stikstof of fluor) en een naburig waterstofatoom, gebonden aan een ander sterk elektronegatief atoom.
Is water vloeibaar, dan krioelen de moleculen kriskras door elkaar, waarbij ze voortdurend waterstofbruggen vormen en weer verbreken. Gemiddeld heeft elk molecuul dan zo'n drieëneenhalve waterstofbrug.
Hoe sterker de vanderwaalsbinding tussen twee moleculen is, hoe hoger het kookpunt is van die stof. Het kost dan meer moeite om de bindingen te verbreken, dus is daar meer energie en dus warmte voor nodig. De vanderwaalsbindingen tussen zwaardere moleculen is sterker.
In een molecuul is de lading niet altijd gelijk verdeeld, daardoor ontstaat er een positieve en een negatieve kant. Een atoom met een negatieve lading en een atoom met een positieve lading van een ander molecuul trekken elkaar aan. Er ontstaat dan een dipool-dipool binding, dat is een vorm van vanderwaalsbinding.
Het periodiek systeem kun je vinden in tabel 99 van de Binas. De covalentie van een atoom bepaald met hoeveel atomen hij een binding aan kan gaan. De covalentie hangt af van het aantal vrije elektronen in de buitenste schil. Om het aantal vrije elektronen te bepalen kun je gebruik maken van de octetregel gebruiken.
• Vanderwaalsbinding
De sterkte van de binding hangt vooral af van de grootte van het molecuul: moleculen met een grotere mas-sa oefenen een sterkere vanderwaalsbinding op elkaar uit dan moleculen met een kleinere massa. Hoe sterker de vanderwaalsbinding hoe hoger het kookpunt van een stof.
Waterstofbrug. Een waterstofbrug is een zwakke chemische verbinding die voorkomt tussen polaire moleculen. Een waterbrug ontstaat als een positief geladen waterstofatoom, dat in een molecuul gebonden is aan een negatief geladen atoom, ook aangetrokken wordt door een negatief geladen atoom van een ander molecuul.
Eén voorstelling van metaalbinding is dat het metaal een rooster vormt van positieve metaalionen met daartussen vrije, beweeglijke elektronen. Tussen deze tegengesteld geladen ionen en elektronen heersen sterke elektrische aantrekkingskrachten die het geheel stevig aan elkaar houden.
Als de carbonylgroep is geplaatst tussen twee koolstofatomen spreekt men over een keton. De carbonylgroep maakt naast deze twee voorbeelden deel uit van verschillende andere functionele groepen, zoals carbonzuur, ester en amide. Een carbonylgroep kan waterstofbruggen accepteren.
Het kookpunt, de temperatuur waarop water van vloeibare toestand overgaat naar gasvormige toestand, verhoogt met toenemende atmosferische druk. In de bergen, op een hoogte van 3000 m zal de atmosferische drukbijvoorbeeld hoger zijn - water kookt hier al bij een temperatuur van 85°C in plaats van 100°C.
Vloeibare ammoniak als oplosmiddel
Als vloeistof heeft ammoniak op water gelijkende eigenschappen omdat het molecuul een dipool heeft en ook deze moleculen onderling waterstofbruggen vormen.
Solderen = Solderen is het met soldeer verbinden van metaal. Je gebruikt daarvoor een soldeerbout, soldeer en soldeerpasta. soldeer wordt vloeibaar gemaakt met de soldeerbout.
Een ion(aire)- of ionenbinding (ook wel elektrovalente of heteropolaire binding) is een chemische binding die ontstaat door de elektrostatische aantrekking tussen ionen: respectievelijk positief en negatief geladen atomen (of moleculen in het geval van polyatomische ionen).
In het periodiek systeem staat het element H op plaats 1. Een waterstofatoom is opgebouwd uit 1 proton in de kern en 1 elektron, dat om het proton heen beweegt. Waterstof is een molecuul (H₂) dat is opgebouwd uit twee waterstofatomen (H).
Een covalente binding of atoombinding is een chemische binding tussen atomen, waarin de atomen een of meer gemeenschappelijke elektronenparen hebben. Atomen van niet-metalen gaan met elkaar covalente bindingen aan. Deze vorm van chemische binding vormt moleculen en samengestelde ionen.
Atomen zijn dus de kleinste deeltjes waaruit een stof opgebouwd is. Je kan ze voorstellen als bollen, maar in feite zijn ze zelf nog opgebouwd uit andere deeltjes: atomen bestaan uit een kern die positief geladen is, waarrond elektronen cirkelen die negatief geladen zijn.
VRAAG: Wat is het verschil tussen binding en verbinding tussen mensen? BEVINDINGEN: Bij binding ben je onbewust verbonden en ervaar je de ander niet werkelijk als een ander persoon met een eigen werkelijkheid. Verbinding betekent dat je bewust de relatie met de ander als de ander aangaat.