Wie heeft het probleem? (onderzoek wie de betrokkenen zijn) Wanneer doet het probleem zich voor? (onderzoek mogelijke situaties) Waar doet het probleem zich voor? (onderzoek of je bepaalde probleemgebieden kunt aanwijzen) Waarom is het een probleem? (onderzoek wat de gevolgen kunnen zijn).
In het theoretisch kader van je Plan van Aanpak ga je in op de belangrijkste begrippen, theorieën en modellen die met je onderwerp te maken hebben. Je legt hierbij uit wat deze inhouden en gaat daarna vooral in op waarom deze voor jouw onderzoek relevant zijn (welke deelvraag je hiermee kunt beantwoorden bijvoorbeeld).
Beschrijvende vragen dragen bij aan het in kaart brengen van het onderwerp. Een voorbeeld van een beschrijvende vraag is: 'Hoe werkt dit hier? ', 'Op welke plekken lukt het al?' ' Waar zien we hier vandaag al goede voorbeelden van? ' of 'Wat is hier nu eigenlijk aan de hand en wie heeft daar last van?
Begin hoofdvragen bijvoorbeeld met de volgende woorden: 'in hoeverre', 'welke' of 'wat'. Hiermee kun je gemakkelijk een open vraag formuleren en een breder onderzoek doen. Voorkom echter het gebruik van 'waarom' in je hoofdvraag. Dit maakt je onderzoek te breed en niet specifiek genoeg.
In het theoretisch kader van je Plan van Aanpak ga je in op de belangrijkste begrippen, theorieën en modellen die met je onderwerp te maken hebben. Je legt hierbij uit wat deze inhouden en gaat daarna vooral in op waarom deze voor jouw onderzoek relevant zijn (welke deelvraag je hiermee kunt beantwoorden bijvoorbeeld).
Wat is een plan van aanpak? Een plan van aanpak wordt ook wel eens een projectplan genoemd. In een plan van aanpak staan de voorwaarden op basis waarvan het project wordt uitgevoerd. Het komt voor het eerst aan bod bij de initiatiefase van een project en vormt de basis voor de andere projectfasen.
Het voorwoord eindig je altijd met je naam en de plaatsnaam en datum ten tijde van het schrijven en schrijf je in een persoonlijke en professionele stijl.
Met een plan van aanpak weet je niet alleen wat je gaat onderzoeken, maar ook hoe en wanneer. Zo breng je een duidelijk structuur aan in je onderzoek. Dat is erg prettig voor jou en je begeleiders. Je kunt hiermee je voortgang goed bewaken en je begeleiders kunnen jou tijdig bijsturen als dat nodig is.
Een probleem analyseren wordt gemakkelijker als je jezelf vragen stelt die het probleem vanuit verschillende hoeken benaderen. Hierbij kun je de "4W – methode" gebruiken. Die term staat voor: Wie, wat, waar, wanneer, hoe én de gevolgen.
Zeg bijvoorbeeld: “Jan, jij (WIE) hangt over vijf minuten (WANNEER) je jas op (WAT), aan het lusje (HOE) op de kapstok in de gang (WAAR). Als je duidelijk bent 'op de 5', is de waarom overbodig.
De 5W2H-methode is een efficiënte tool voor het analyseren van een probleemstelling. De naam van de methode staat voor de 5 W's: Wie, Wat, Wanneer, Waar, Waarom en de 2 H's: Hoe en Hoeveel. Deze simpele vragen helpen je om de onderliggende oorzaken van een probleem te achterhalen.