De afstand gemeten vanaf het midden van je objectief, tot het punt waar de invallende lichtstralen samenvallen op de camera sensor, noemen we de brandpuntsafstand. De brandpuntsafstand wordt op de lens aangeduid in millimeters.
De brandpuntsafstand is de afstand tussen het midden van je lens en het punt waar de invallende lichtstralen weer samenkomen nadat ze door de lens gebroken zijn. Het punt waar de lichtstralen samenkomen, is de sensor van je camera.
Met de beeldgrootte en de voorwerpsgrootte kan de vergroting berekend worden met N=B/V. In dit geval: N=6/2= 3 De lenssterkte staat gelijk aan 1/brandpuntafstand. Met de lenzenformule mis ik een aantal informatie om brandpuntafstand te berekenen.
De lenzenformule is een formule uit de geometrische optica die het verband beschrijft tussen de beeldafstand, de voorwerpsafstand en de brandpuntsafstand van een lens.
Vaste brandpuntobjectieven zijn objectieven die niet in of uit kunnen zoomen. Omdat deze lenzen niet kunnen zoomen, zitter er minder bewegende onderdelen of overbodige glaselementen in. Daarom hebben deze lenzen minder te maken met beeldfouten of lichtverlies.
Als lichtstralen evenwijdig aan de hoofdas op een lens vallen, dan kruisen ze elkaar in een punt dat we het brandpunt noemen (zie de onderstaande afbeelding). Het brandpunt duiden we aan met de letter F (van het Engelse woord 'focus'). Let op dat alleen deze evenwijdige lichtstralen in het brandpunt terecht komen.
Met een 70-300mm lens is je beeld bij 70mm al aardig ingezoomd, maar met 300mm haal je het onderwerp pas echt dichtbij. Een gevaar van zo'n groot zoombereik is bewegingsonscherpte. De duurdere modellen beschikken over beeldstabilisatie die dit probleem ondervangen.
Meestal wordt met b en v de beeldafstand en de voorwerpsafstand bedoeld. Er geldt inderdaad. N=b/v.
De afstand van het achterste hoofdpunt van de lens tot het filmvlak wanneer de lens is scherpgesteld op een object op een bepaalde afstand.
De dioptrie is niets anders dan de waarde van 1/f als brandpuntsafstand f gegeven wordt in meters. waarbij v,b en f in dezelfde lengte-eenheid moet worden uitgedrukt. Aangezien we 1/f = 50 dpt kennen, moet alles in meters. Verder is gegeven dat een "ongeaccomodeerd" oog die sterkte heeft.
De dioptrie (symbool dpt) is een eenheid voor sterkte ("lichtbrekende kracht") van een lens of spiegel. Een dioptrie is gedefinieerd als 1 dpt = 1 m−1. De dioptrie kan worden beschouwd als een afgeleide eenheid van het SI-stelsel.
Lenssterkte is een grootheid die aangeeft hoe groot de convergerende of divergerende werking van een lens is. Symbool is de hoofdletter S, eenheid de dioptrie (Dpt). Lenssterkte wordt o.a. gebruikt om de sterkte van brillen en contactlenzen mee aan te duiden.
Een dioptrie is een meeteenheid van de refractieve sterkte van een lens (het vermogen om licht dat erdoorheen komt af te buigen).
Een lens tussen de 50mm en de 200mm is perfect voor het maken van portretten omdat er dan bijna geen vertekening optreedt. Hoe groter de brandpuntsafstand, hoe verder je van het model af moet staan voor je compositie. Daarom is het soms handiger om een lens uit te kiezen waarbij je niet te ver weg hoeft te staan.
Bij een groothoek-objectief (korte brandpuntsafstand) moet je op zeer korte afstand van je onderwerp fotograferen om dit beeldvullend (of in dit geval met dezelfde afmetingen) vast te leggen. De brandpuntsafstand heeft te maken met het objectief van je camera, het staat er als het goed is ook op.
Een lens heeft dus twee brandpunten. De hoofdas is de lijn door de brandpunten en het optische midden. Het optische midden is het punt midden tussen de brandpunten.
De lenswet geeft het verband tussen de brandpuntsafstand (f), voorwerpsafstand (v) en beeldafstand (b) bij een scherp beeld. Naast een constructietekening kan dus ook de lenswet gebruikt worden om f,b,en v te bepalen.
Als er licht door een lens schijnt dan kan de lens de lichtstraal bundelen of juist verspreiden. Bij een bolle lens wordt de lichtstraal gebundeld; deze lenzen worden convergent genoemd. Bij holle lenzen gebeurt het tegenovergestelde; de lichtbundel wordt dan juist verspreid.
Een beeldsensor in een fotocamera is een chip met lichtgevoelig materiaal. Dit materiaal bestaat uit kleine lichtdiodes, ook wel lichtreceptoren of genoemd. Hoeveel dit er precies zijn wordt aangeduid met het aantal megapixel dat een camera heeft.
De verhouding tussen de grootte van het beeld en de grootte van het voorwerp noemen we de vergroting. De vergroting reken je uit door de grootte van het beeld te delen door de grootte van het voorwerp. Een vergroting kleiner dan 1 betekent dat het beeld kleiner is dan het voorwerp.
Conclusie: Er is inderdaad een verband aan te tonen tussen de beeldafstand en de voorwerpsafstand: hoe kleiner de voorwerpsafstand, hoe groter de beeldafstand moet zijn.
De 35mm lens wordt vaak gezien als een meer veelzijdige lens en dit is ook te zien aan het aantal soorten fotografie waarvoor deze lens gebruikt wordt, denk aan trouwfotografie, sportfotografie, foodfotografie, reisfotografie, landschapsfotografie (hoewel dan 35 mm prime minder voor de hand ligt) en straatfotografie.
18-55: het zoombereik van de lens. Van groothoek (18mm) tot 55 mm (lichte telelens). Van 18 tot 55mm is een zoombereik van 3 en dat laat Nikon ook aan het einde nog een keer zien door 3.0x te vermelden. f/3.5-5.6G: Het maximale diafragma.
Beeldvorming is het samenbrengen van lichtstralen die vanuit dezelfde plaats vertrokken zijn. Als we een scherm plaatsen op het punt waar de lichtstralen zijn samengebracht, zien we op dat scherm een afbeelding van het voorwerp (bv. de sinaasappel).