Door te zorgen voor steeds weer nieuwe, groeiende microtubuli vanuit het midden van de cel naar de cel- membraan vervult het cytoskelet een van zijn belangrijke taken als ondersteunende constructie die de cel in vorm houdt.
Het cytoskelet is een systeem van eiwittrekdraden, dat vastzit aan het celmembraan en aan de celkern. Het centrosoom of spoellichaampje is een punt net buiten de celkern, waar de eiwittrekdraden voor het cytoskelet worden aangemaakt. De eiwitten zijn de bouwstenen van het cytoskelet.
Zo'n cel bestaat van buiten naar binnen uit een membraan en het cytoplasma; een celwand zoals bij bacteriën en bij planten ontbreekt. In het cytoplasma bevinden zich de overige celorganellen zoals golgiapparaat, mitochondriën en het endoplasmatisch reticulum.
1626, 1627, 1725, 1835, 1951, 2064, 2164 en 2262. In het cytoplasma van eukaryote cellen bevindt zich een uitgebreid ruimtelijk samenstel van draad- en buisstructuren: het cytoskelet. Zoals de naam reeds doet vermoeden, is het cytoskelet van belang voor de handhaving van de celvorm.
Het membraan om de cel is geen vlies met een vaste vorm, maar er zit beweging in en het membraan kan golven. Het celmembraan is vetachtig, omdat het is opgebouwd uit een dubbele laag fosfolipiden, eiwitten, cholesterol en koolhydraatketens.
Het celmembraan of plasmamembraan is een biologische structuur die de binnenkant van een cel scheidt van de buitenkant. Celmembranen zijn opgebouwd uit een dubbele laag van fosfolipiden en bevatten sterolen die nodig zijn voor de beweeglijkheid en integriteit van de membraan.
Endoplasmatisch reticulum. Het endoplasmatisch reticulum (ER) is een organel en ligt in het cytoplasma van de cel. Het bestaat uit een membraan met binnen-membranen, dat verbonden is met het kernmembraan van de celkern (nucleus).
Prokaryoten hebben geen celkern en planten zich voort doormiddel van deling. Bevatten geen interne membranen maar wel DNA en ribosomen.
'Het cytoskelet is een systeem van microscopisch kleine buisjes en draadjes binnenin alle cellen: bij bacteriën, planten, dieren en dus ook mensen.
Centriolen zijn betrokken bij de celdeling en delen zich tijdens de mitose en meiose.De centriolen zijn ook betrokken bij het ontstaan van trilharen en zweepharen, waarmee cellen kunnen voortbewegen.
Ribosomen zijn niet-membraangebonden organellen. Het zijn kleine, bolvormige organellen die uit twee subeenheden bestaan. De samenstelling van ribosomen is zowel eiwit als ribosomaal RNA (rRNA). Ribosomen worden in de celkern in eukaryoten gesynthetiseerd en hebben de cruciale taak om eiwitten voor de cel te produceren.
Plantaardige en dierlijke cellen hebben een aantal dingen gemeen. Zo hebben ze beiden een celmembraan . Dit is een dun vliesje om de cel. Dit celmembraan omringt het cytoplasma en houdt het bijeen.
Het grootste verschil tussen eukaryoten en prokaryoten is het hebben van een celkern. Prokaryoten hebben geen celkern, het DNA ligt gewoon los in de cel. Eukaryoten hebben wel een celkern waarin het DNA zich bevindt. Daarnaast hebben prokaryoten vaak minder organellen dan eukaryoten en zijn ze minder ingewikkeld.
Een cel bestaat uit een plasmamembraan met daarin verschillende organellen. Organellen zijn kleine orgaantjes met allemaal een eigen functie. We hebben organellen zoals de celkern (nucleus), mitochondriën, ribosomen, het endoplasmatisch reticulum, het golgi apparaat, lysosomen en het cytoskelet.
Tot de functies van het eukaryote cytoskelet behoren onder meer het helpen bij celdeling, het transporteren van organellen binnen cellen en het geven van vorm en structuur aan cellen .
Actine is een eiwit dat onderdeel is van spierweefsel en dat samen met myosine spiersamentrekking mogelijk maakt. Met behulp van ATP en calcium zijn de actine en de myosine eiwitten (filamenten) in staat een spiercel of spiervezel te doen samentrekken.
Bacteriën beschikken over cytoskeletten die zijn opgebouwd uit eiwitten die lijken op de actine en tubuline die eukaryote celbiologen kennen.
Schimmels of zwammen (wetenschappelijke naam: Fungi) zijn (micro-) organismen die uit cellen met een celkern, mitochondriën, celwand en een cytoskelet bestaan.
Het cytoskelet is een complex netwerk van interconnecterende eiwitfilamenten die aanwezig zijn in de cytoplasma van dierlijke cellen.
Het staat ook bekend als het plasmamembraan. Het is te vinden in alle cellen en scheidt de binnenste en buitenste delen van de cel. Zowel prokaryoten als eukaryoten hebben een celmembraan .
Organellen voeren specifieke functies voor de cel uit. De meeste celorganellen zijn omgeven door een membraan. Het grote verschillen tussen de eukaryoten en de prokaryoten is dat de prokaryoten geen organellen hebben die omgeven zijn door een membraan. Daarnaast hebben de prokaryten ook geen celkern.
Eukaryoten zijn een groep van organismen met complexe cellen die een celkern en andere interne organellen bevatten. Ze behoren tot een van de drie domeinen van het leven, naast Bacteria en Archaea. Voorbeelden van eukaryoten zijn onder andere:Dieren: mensen, honden, katten, olifanten, enz.
Prokaryoten kenmerken zich door de afwezigheid van een celkern en door de afwezigheid van membraan omgeven organellen.
De celkern, het endoplasmatisch reticulum, het Golgi de bladgroenkorrels en de mitochondriën zijn dus allemaal omsloten door een membraan. De membraan is dus ook voor de organellen de buitenste begrenzing.
De celmembraan bestaat uit een dubbele laag lipides, met hun hydrofiele (water minnende) kop aan de buitenkant en de vettige staarten naar binnen.