Schimmels of zwammen (wetenschappelijke naam: Fungi) zijn (micro-) organismen die uit cellen met een celkern, mitochondriën, celwand en een cytoskelet bestaan.
Wat zijn schimmels? Schimmels zijn meercellige micro-organismen met een celkern en behoren dus tot de eukaryoten.
Prokaryoten zijn alle organismen zonder celkern, dus de bacteriën en de archaea. Eukaryoten zijn alle organismen met een celkern, dus alle dieren, planten, schimmels en protisten.
Schimmels zijn eukaryote (met celkern zoals plantaardige en dierlijke cellen) micro-organismen die zich voeden met organisch materiaal en komen voornamelijk voor in zuurstofrijke omgevingen.
Schimmels bestaan uit cellen met een of soms twee celkernen, met mitochondriën en een cytoskelet, maar in tegenstelling tot de dieren, waarvan ze de zustergroep vormen, hebben schimmels vaak celwanden. Tot de schimmels behoren zowel meercellige organismen zoals paddenstoelen alsook eencellige organismen zoals gisten.
Een virus heeft ook geen kern, het is eigenlijk niet eens een echte cel. Het is een eiwitomhulseltje met daarin erfelijk materiaal.
Schimmels zijn opgebouwd uit schimmeldraden, die een gekleurde laag op objecten kunnen vormen. Deze schimmeldraden vormen “spore”, een klein, gewoonlijk eencellig reproductief lichaam dat bestand is tegen extreme omstandigheden en bij geschikte omstandigheden tot een nieuw organisme kan uitgroeien.
Schimmels zijn eukaryoten en hebben een complexe cellulaire organisatie. Als eukaryoten bevatten schimmelcellen een membraangebonden kern waar het DNA om histonproteïnen is gewikkeld. Een paar soorten schimmels hebben structuren die vergelijkbaar zijn met bacteriële plasmiden (lussen van DNA).
Schimmels zijn anders dan planten en dieren en vormen dus een aparte groep in de natuur. Dit komt doordat de bouwstenen waaruit ze bestaan, de cellen anders zijn opgebouwd. Schimmelcellen hebben net als plantencellen een stevige celwand. Maar anders dan planten, hebben schimmelcellen geen bladgroenkorrels.
Paddenstoelen vormen een zelfstandige levensvorm en horen net als mensen, dieren en planten tot de Eucaryoten: ze hebben een cel met een celkern.
Cellen die geen kern hebben, worden prokaryotische cellen genoemd en we definiëren deze cellen als cellen die geen membraangebonden organellen hebben. Dus in feite zeggen we dat eukaryoten een kern hebben en prokaryoten niet.
Een bacterie heeft geen celkern en is dus een prokaryoot: het erfelijk materiaal ligt los in het cytoplasma. Het DNA bestaat meestal uit één enkel ringvormig chromosoom, vaak vergezeld van een of meer plasmiden, die eveneens genetische informatie bevatten.
Bijna alle algen zijn eukaryoten, behalve de cyanobacteriën.Deze hebben geen celkernen of celmembranen, en fotosynthese wordt direct in het cytoplasma gedaan, in plaats van in speciale organellen.
Schimmels hebben het vermogen om voedingsstoffen om te zetten op een manier die ze beschikbaar maakt voor planten . Sommige schimmels zijn decomposers, wat betekent dat ze plantaardig en dierlijk afval afbreken, waardoor voedingsstoffen circuleren en hun beschikbaarheid in de bodem toeneemt.
Wat is het verschil tussen een schimmel en bacterie? Het verschil tussen een schimmel en een bacterie is uit hoeveel cellen ze bestaan. Een bacterie is een eencellig organisme en een schimmel kan een- of meercellig zijn. Ook bevat een schimmel een kern daar waar een bacterie die niet heeft.
Paddenstoelen worden over het algemeen ingedeeld bij de groenten, maar ze zijn eigenlijk schimmels. Meer specifiek gezien zijn ze de vruchtlichamen van de schimmel. Ze planten zichzelf voort via hun sporen. Van alle paddenstoelen is de witte champignon de meest bekende.
Schimmelcellen verschillen ook van planten doordat ze geen chlorofyl (het groene pigment in de meeste planten) hebben, wat leidt tot een ander verschil tussen schimmels en planten; hoe ze hun energie krijgen. Chlorofyl zorgt ervoor dat planten de kracht van de zon kunnen gebruiken voor fotosynthese, om suikers te creëren uit water en koolstofdioxide.
Een zwam is een schimmel. Het bestaat uit een vruchtlichaam (de paddenstoel) en uit lange dunne schimmeldraden.
Azijn is een zuur dat de meeste schimmelsoorten meteen dood. Voor hardnekkige schimmels is dit echter lastig. Bleekwater heeft dezelfde functie en doodt ook schimmels. De dampen van bleekwater zijn echter gevaarlijk als je ze inhaleert en het bleekwater tast bepaalde materialen aan.
Daarvoor verteren ze restanten van dode planten en dieren. Vervolgens nemen ze daaruit hun voedingsstoffen op. Schimmels zijn reducenten. Schimmelcellen hebben wel een celwand en een celkern, net als cellen van planten.
Schimmels zijn al miljarden jaren oud en waren tevens één van de eerste organismen die het vaste land koloniseerden, zo'n 400 miljoen jaar geleden. Er zijn fossiele resten gevonden die aantonen dat metershoge paddenstoelen (Prototaxites) het landschapsbeeld bepaalden voordat struiken en bomen het overnamen.
Schimmels zijn een voorbeeld van eukaryotische organismen. Ze bezitten dus een membraangebonden kern .
Schimmel kan niet tegen droogte, direct zonlicht, goede ventilatie en warme temperaturen. Heeft ventileren zin als het buiten vochtig is? Ja, ventileren heeft zeker zin, zelfs als het buiten vochtig is. Het helpt om vocht en muffe lucht binnen af te voeren en frisse lucht binnen te laten.
Maar schimmels zijn ook nuttig. In de natuur spelen schimmels een wezenlijke rol doordat ze zorgen voor de noodzakelijke afbraak van dood organisch materiaal. Ze verwerken bijvoorbeeld dode bladeren of omgevallen boomstammen en zijn zo de opruimers van de natuur.
Zonder vocht en zonder organisch materiaal om van te leven, zal schimmel uitdrogen en sterven. Maar zelfs als de kolonie sterft, blijven de sporen bestaan en kunnen ze gemakkelijk uitgroeien tot nieuwe kolonies wanneer de omgevingsomstandigheden weer gunstig zijn.