Bijna alle algen zijn eukaryoten, behalve de cyanobacteriën.Deze hebben geen celkernen of celmembranen, en fotosynthese wordt direct in het cytoplasma gedaan, in plaats van in speciale organellen.
De naamgeving van de meeste algen heeft te maken met hun uiterlijk of hun opbouw. Sommige algensoorten hebben bijvoorbeeld een celwand van silicium, ofwel kiezel. Deze soorten worden dan ook kiezelalgen genoemd.
De term 'alg' is een verzamelnaam voor verschillende groepen van eenvoudige organismen die zonlicht als energiebron gebruiken en hierbij zuurstof (O2) produceren. Dit heet fotosynthese. Algen lijken in dit opzicht dus op planten. Maar ze missen de complexe structuren, zoals wortels, stengels en bladeren.
Algen hebben geen bladeren, wortels, bloemen of andere organische structuren die de hogere planten typeren. Ze verschillen van andere protista doordat ze meestal foto autotroof zijn, dat wil zeggen in staat zijn om met behulp van licht als energiebron en de opname van anorganische stoffen te kunnen leven.
Sporen worden door veel soorten microben gemaakt, zoals door bepaalde soorten bacteriën, schimmels en algen, maar ook door planten zoals mossen en varens. Het woord spore komt van het Griekse 'sporā' wat 'zaad' betekent.
Algen hebben over het algemeen een hekel aan zuur water. Water met een pH van 7,5 en hoger bevalt ze veel beter. Dus: houd de pH van het water tussen de 6,5 en 7,2 en de KH tussen 4 en 6. Dat remt de groei van algen.
Sporen verschillen van zaden. Ze zijn slechts eencellig en bevatten geen embryo van de plant.(Zaden zijn meercellig en bevatten wel een embryo.)
Alg wil bij een hoog zuurstofgehalte in het water niet groeien. Het zuurstofgehalte dus zo hoog mogelijk houden en dat heeft zelfs een uitdrijvende werking. Want waar zuurstof zit, kunnen geen stikstof of andere gassen zitten, zoals zwavelwaterstof en methaan uit bronwater.
Waterplanten en algen hebben maatschappelijk en economisch nut. Zo zijn algen geschikt om energie mee op te wekken, en zorgen waterplanten voor een grotere rijkdom aan soorten in het water. Zulke nuttige functies - denk ook aan drinkwater en voedselvoorziening - noemen we 'ecosysteemdiensten'.
Veel soorten perifytische algen leven vastgehecht op hun ondergrond, andere kunnen vrij over de ondergrond bewegen. Bijvoorbeeld veel kiezelwieren, maar ook enkele cyanobacteriën. Naar taxonomische groep onderscheiden wij in dit handboek sieralgen, kiezelwieren, cyanobacteriën (blauwalgen) en macro-algen.
Algen(familie) of wieren is een afdeling om planten in te delen. Algen onderscheiden zich van andere planten omdat ze geen wortels, geen stengels en geen bladeren hebben. Ze hebben ook geen bloemen.
Ze zijn autotroof, wat wil zeggen dat ze hun biomassa opbouwen uit anorganische componenten: water (H2O), koolstofdioxide (CO2), stikstof (N), fosfor (P) en nog een aantal sporenelementen. De toevoer van voldoende zonlicht en koolstofdioxide is daarom van het allergrootste belang voor een snelle groei van de algen.
Een algeneter, zoals de ancistrus, is een vis die zich specialiseert in het consumeren van algen en ander organisch materiaal in vijvers en aquaria. Deze vis staat ook bekend als een algivoor vanwege zijn dieet dat bestaat uit verschillende soorten algen, waaronder zweefalgen en draadalgen.
Mensen zijn ook eukaryoot. In alle cellen van ons lichaam zit een celkern die ons DNA bevat. De enige uitzondering is de rode bloedcel; die heeft geen celkern.
De celkern (nucleus) ligt in het cytoplasma van de cel en is het informatie- en besturingscentrum van de cel. De celkern is het organel in de cel, waarin de erfelijke informatie (DNA) is opgeslagen. Het kernmembraan (kernenvelop) om de celkern is verbonden met het membraan van het ruw endoplasmatisch reticulum (ER).
Met of zonder kern
Eencelligen kunnen zowel prokaryoten als eukaryoten zijn. Prokaryoten hebben geen celkern, hun bouw is eenvoudig. Bacteriën en archaea behoren allemaal tot de eencellige prokaryoten.
Algen ontstaan door een achteruitgang van de balans. Oorzaken zijn verschillend maar voedseltekort leidt tot de meeste typen algen. Algen kun je pas bestrijden als je weet met welk type alg je te maken hebt. Klik daarvoor op de namen van de soorten algjes boven in het artikel en je weet hoe je er vanaf komt!
Algen eten CO2
Het belangrijkste broeikasgas, CO2, is namelijk de voedingsstof van algen. Dat betekent dat algen CO2 opnemen en die omzetten in zuurstof.
Zeewier is een verzamelnaam van groepen algen die in zee of brak water leven. Deze groep algen wordt onderverdeeld in micro en macro algen. De kleine algen, bestaande uit één cel, worden micro algen genoemd. De grotere algen worden mariene of macro algen genoemd.
Overdosis chloor geven (met vloeibare chloor: 1L/10.000L). Voeg je onvoldoende chloor toe dan zit je binnen de 2 weken terug met een algenprobleem. Best voor snelle afdoding algen is vloeibare chloor.
Boordevol vitamines en mineralen
Als u weleens sushi heeft gegeten is de kans groot dat u als eens zeewier en andere soorten algen heeft gegeten. Hartstikke gezond, want algen zijn een bron van eiwitten en ijzer. Daarnaast bevatten ze gezonde visvetzuren en vitamine B2.
Blauwalgen zijn bacteriën die gifstoffen kunnen maken. Als het warm is, kunnen de blauwalgen snel groeien en een blauwgroene of roodbruine laag op het water veroorzaken. Als je zwemt in water met veel blauwalg kun je de volgende klachten krijgen: huiduitslag en een rode, jeukende of branderige huid.
Zowel zaden als pitten zijn ontzettend rijk aan eiwitten. Ze zitten bovendien bomvol mineralen, antioxidanten, vitaminen en omega 3-vetten. Wist u dat zaden en pitten zelfs betere voedingsstoffen bevatten dan noten? U hoeft er niet eens zo heel veel per dag te eten om te profiteren van alle gezonde eigenschappen.
Soorten pitten en zaden
De pitten die wij wel kunnen eten zijn pijnboompitten, pompoenpitten en zonnebloempitten. Daarnaast zijn er veel verschillende soorten zaden. Zo heb je bijvoorbeeld lijnzaad, chiazaad, hennepzaad en sesamzaad. Ook deze zijn gezond en kun je makkelijk aan een maaltijd toevoegen.
Onder de hoed van de paddenstoel zitten de sporen. De 'zaden' van een paddenstoel. Net zoals er in een appel ook zaadjes zitten: de pitten. Uit de sporen van de paddenstoel groeien lange witte draden: de zwamdraden.