Als bestuurder moet je voetgangers voor laten gaan bij zowel het inrijden van een erf, op het erf zelf en bij het verlaten van het erf.
Op wegen binnen een woonerf mag OVERAL worden gelopen en gespeeld. Voetgangers en spelende kinderen mogen wegen die liggen binnen het erf over de volle breedte gebruiken. Om deze reden is het erf dan ook niet verdeeld in een aparte rijbaan en verhoogde trottoirs. Alle bestuurders van RECHTS gaan voor.
Als er geen oversteekplaats is, ben je als bestuurder niet verplicht voetgangers voorrang te geven, tenzij de voetganger blind is, slecht ziet en een blindengeleidestok gebruikt, of zich moeilijk voortbeweegt. Voetgangers moeten altijd het voetpad of de stoep gebruiken.
Een voetganger krijgt altijd voorrang bij een zebrapad. Behalve indien het hem toegestaan is door verkeerslichten, mag een voetganger zich echter niet op een oversteekplaats voor voetgangers begeven waarover een tramspoor of een eigen trambedding loopt, wanneer een tram nadert.
Verlaat je een woonerf? Dan moet je voorrang verlenen aan al het verkeer.
Het verlaten van een uitritconstructie is dus een bijzondere manoeuvre of bijzondere verrichting. In een dergelijk geval dient de persoon die een uitrit verlaat dus iedere andere verkeersdeelnemer voorrang verlenen. Deze voorrang geldt dus niet alleen voor bestuurders, maar ook voor voetgangers.
Op een erf mogen voetgangers de gehele breedte van de straat benutten om te lopen en te spelen; er zijn geen voetgangersvoorzieningen zoals een trottoir of voetpad. Er mag alleen geparkeerd worden op daarvoor aangegeven plaatsen (aangeduid met een P in het wegdek).
Het is zeker niet zo dat een zone 30 automatisch een voorrang voor voetgangers inhoudt. Voetgangers hebben enkel voorrang om de rijbaan over te steken op zebrapaden. Er zijn uiteraard uitzonderingen, zoals bij een woonerf, waarbij de voetgangers de volledige baanbreedte mogen innemen.
Wie als automobilist een uitrit verlaat, verricht zoals dat heet een 'bijzondere manoeuvre', juridisch gezien, waarbij je al het kruisende verkeer voorrang moet verlenen, ook voetgangers.
Er zijn vier soorten openbare rechten van overpad in Wales die op verschillende manieren kunnen worden gebruikt, afhankelijk van het type: Voetpaden - waarover het recht van overpad alleen te voet is. Van de openbare rechten van overpad in Wales wordt 79 procent geclassificeerd als voetpaden. Ruiterpaden - voor wandelaars, ruiters en fietsers .
Bij een drempel op deze manier is het ook nog een trottoir, dus alle verkeer moet alle voetgangers die daar lopen voorrang geven.
Voetgangers mogen het fietspad, het fiets-/bromfietspad, het trottoir of het voetpad gebruiken. Voetgangers mogen de rijbaan gebruiken, indien zij een colonne, een optocht of een uitvaartstoet vormen. Voetgangers mogen wegen binnen een erf (woon- of winkelerf) over de volle breedte gebruiken.
Bestuurders moeten voetgangers op of voor een zebrapad die op punt staan over te steken, voor laten gaan. Is er geen oversteekplaats, dan zijn bestuurders niet verplicht je voor te laten gaan. Uitzondering hierop zijn blinden en slechtzienden met een blindengeleidestok en personen die zich moeilijk voortbewegen.
Iemand die niet goed kan zien en/of moeilijk kan lopen, moet je voor laten gaan als deze wil oversteken. Geef duidelijk aan dat je de persoon gezien hebt en voor laat gaan.
Op een woonerf gelden de gewone voorrangsregels. Fietsers en voetgangers hebben dus geen voorrang op een woonerf; Bij het inrijden en verlaten van een woonerf gelden geen afwijkende voorrangsregels.
Het einde van een erf is een uitrit en is te herkennen aan het verkeersbord G6. Bij het verlaten van een uitrit moet je al het andere verkeer, dus ook voetgangers, voor laten gaan.
Voetgangers hebben geen voorrang . Als u de straat wilt oversteken, kijk dan altijd eerst of er een stoplicht, een zebrapad of een vluchtheuvel is. Als u geen van deze ziet, controleer dan of de weg vrij is. Kijk naar links, kijk naar rechts en kijk dan nog een keer naar links.
Bij een uitrit moet hij alle weggebruikers, dus ook voetgangers, op de doorgaande weg dan voor laten gaan. Bij een 'gewone' zijweg moet hij dan juist voorrang krijgen (artikel 15 RVV 1990).
Een voorrangsvoertuig moet u altijd voor laten gaan. Je herkent een voorrangsvoertuig aan de tweetonige hoorn en aan het blauwe zwaai-, flits-, knipperlicht. Denk aan politie, brandweer en ambulance.
Haaietanden hebben de volgende betekenis: de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg. Let vooral op het woordje "bestuurders"; voetgangers zijn geen bestuurders en dus betekenen de haaientanden niet dat kruisende voetgangers daarom voorgaan.
In een erf is de maximumsnelheid 15 km/uur. Dit geldt voor alle bestuurders. Een woonerf heeft een verblijfsfunctie.
De toegang tot de voetgangerszones is beperkt tot voetgangers. Maar fietsers kunnen wel toegang krijgen tot deze zones als de verkeersborden daarin voorzien en volgens de beperkingen die daarin zijn opgenomen (zoals bij voertuigen die moeten laden/lossen en taxi's voor het in- en uitstappen van personen).
Bestuurders op de onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op de verharde weg, ook als die bestuurders van links komen. Op een gelijkwaardig kruispunt staat niets aangegeven. Hier gelden de gewone verkeersregels: Bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders van rechts.