De of het narcissengeel? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord narcissengeel? Is het de narcissengeel of het narcissengeel? Het juiste lidwoord dat je voor het woord narcissengeel moet gebruiken is:
Het narcissengeel
Aanwijzend voornaamwoord narcissengeel
Dit of deze narcissengeel: dit narcissengeel
Dat of die narcissengeel: dat narcissengeel

Bezittelijk voornaamwoord narcissengeel
Onze of ons narcissengeel: ons narcissengeel
Jouw of jou: jouw narcissengeel

Elke of elk narcissengeel?
Elk narcissengeel
Gerelateerd aan narcissengeel