Chronologisch verband: geeft een tijdsvolgorde aan. Signaalwoorden: eerst, daarna, toen, vroeger, nu, later.
Signaalwoorden zijn woorden zoals toen, of, maar, ook, of, dus, daardoor, ondanks, daarnaast en tegelijkertijd. Je gebruikt ze om je lezer te laten zien wat het verband is tussen verschillende zinsdelen, zinnen en alinea's.
- Redengevend verband.- Uitleggend (of toelichtend) verband.- Concluderend verband.- Samenvattend verband.
Voegwoorden zijn en, maar, want, dat, omdat etc. Het zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. Als je twee of meer gelijkwaardige zinnen met elkaar wilt verbinden, gebruik je een nevenschikkend voegwoord (en, maar, want).
Het kan worden gekoppeld met behulp van zinnen zoals 'similarly', 'evenzo', 'in vergelijking' en 'op dezelfde manier'. Voorbeeld: Ik was te laat op het werk, en op dezelfde manier werd mijn vrouw ook vertraagd . Contrast: Dit type koppelaar laat het verschil zien tussen twee ideeën.
We noemen deze woorden ook wel signaalwoorden: ze geven de lezer op allerlei niveaus het signaal dat er tekstverbanden zijn. Er zijn er een heleboel van, maar een aantal veelvoorkomende zijn: maar, echter, daarentegen, hoewel, ook, vervolgens, ten eerste, ten tweede, daarbij, tenslotte, al met al en dus.
De alinea's, zinnen en woorden hangen met elkaar samen. Die samenhang heet het verband in de tekst. Tussen de zinnen van een alinea bestaan dezelfde verbanden als tussen alinea's. Ook zinnen kunnen opsommend, tegenstellend, uitleggend enz.
Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: omdat, nadat, zodat, toen, tot, voordat, dat, terwijl, als en doordat.
Als voegwoord verbindt toen een hoofd- en een bijzin. Het woord verwijst ook dan altijd naar een moment in het verleden. De handelingen in hoofd- en bijzin kunnen zich gelijktijdig of na elkaar afspelen. De bijzin staat in het imperfectum of de plusquamperfectum.
Chronologisch verband | tijd
Geeft een opsomming van gebeurtenissen in tijd. Zo zie je snel of iets in chronologische volgorde staat (of niet). Of ze geven aan wanneer iets gebeurd is. Vaak gebruikte woorden: voordat, nadat, eerst, vervolgens, daarna, wanneer, vroeger, later.
Nevenschikkende voegwoorden leggen een verband tussen twee hoofdzinnen, zinsdelen, woorden of woordgroepen, onderschikkende voegwoorden leggen een verband tussen een hoofdzin en een bijzin. Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want.
Nevenschikkende voegwoorden stellen u in staat om woorden, zinnen en clausules van gelijke grammaticale rang in een zin te verbinden. De meest voorkomende nevenschikkende voegwoorden zijn for, and, nor, but, or, yet, and so ; u kunt ze onthouden met het acroniem FANBOYS.
Lijst voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Een verband is de manier waarop de ene grootheid van de andere afhangt. De meest voorkomende verbanden in de natuurkunde zijn het rechtevenredig, omgekeerd evenredig, kwadratisch, omgekeerd kwadratisch en wortelverband.
Dat zijn evenredige verbanden, omgekeerd evenredige verbanden, lineaire verbanden en exponentiële verbanden.
Signaalwoorden zijn woorden die een bepaalde samenhang aanduiden, zoals want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot. Hieronder staat een lijst met voorbeelden van signaalwoorden. Signaalwoorden geven een signaal aan de lezer: 'Let op, er komt nu een nieuw onderwerp' bijvoorbeeld.
Het maken van tekst-naar-tekstverbindingen begint wanneer u onderzoekt wat de twee geschriften gemeen hebben. De eerste stap is om meer te weten te komen over de auteurs, vervolgens de literaire elementen te onderzoeken en ten slotte na te denken over uw eigen persoonlijke reacties op de geschriften .