Je zou dus denken dat de toonladder van E drie mollen heeft. Maar als je gaat kijken wat voor mollen dit zijn, krijg je Bb, Eb en Ab. De E veranderd in een Eb, dus het is niet de toonladder van E met drie mollen, maar die van Eb. Dit komt voor bij alle toonladders van de Mollen, behalve die van F (1mol).
Dit moet je uit het hoofd WETEN: In Do Groot en la klein zijn er geen kruisen of mollen. In Fa Groot en re klein staat er 1 mol (si mol) aan de sleutel.
Om de mineur toonaard te bepalen zoeken we eerst de majeur toonaard en trekken we 1½ toon af van het bekomen resultaat: Ab - 1½ toon = F. Een stuk met 4 mollen aan de voortekening kan dus in Ab majeur of F mineur staan.
De toonsoort moet je zien als de verzameling tonen waar het muziekstuk mee gemaakt is. Dit is dus eigenlijk de basis van het stuk. Eenvoudig gezegd: Wanneer je alle tonen die in het muziekstuk voorkomen op volgorde zet van laag naar hoog, heb je de toonladder die bij het muziekstuk hoort.
Toonsoort bepalen
Als je de toonsoort van een muziekstuk omschrijft, doe je dit met de eerste toon, ofwel de grondtoon van de toonladder. Dit kan in principe iedere toon zijn. Daarnaast geef je aan of de muziek in majeur of mineur is, zodat je ook de volgorde van de toonladder weet.
Groot en klein
Bij een majeur toonladder is de terts twee hele tonen boven de grondtoon. Dan spreken we over een grote terts (majeur betekent groot). In een mineur (inderdaad, mineur betekent klein) toonladder ligt de terts anderhalve toon boven de grondtoon. Dan spreken we dus over een kleine terts.
Bes is nummer 2 uit het ezelsbruggetje, dus de toonladder van Bes heeft 2 mollen! Twee mollen: bes en es. Toonladder: Bes, C, D, Es, F, G, A, Bes.
Zelfde verhaal bij de toonladder van Ges. Die zou worden Ges As Bes B Des Es F (Ges). Maar C mag niet ontbreken en B mag niet dubbel gebruikt worden. Het is de 6e kwintverschuiving omlaag, dus er moeten 6 mollen in voorkomen.
Elke eerste letter van het woord vormt de toonsoort. De G heeft 1 kruis tot en met de Fis die er 6 heeft. Het aantal mollen kun je met een zelfde soort ezelbruggetje onthouden. De F heeft 1 mol en de Ges heeft er 6.
Een mol (♭) voor een noot geeft aan dat deze met een halve toon verlaagd moet worden, net als elke volgende noot met dezelfde toonhoogte (ook octaven hoger of lager) in die maat. Een mol aan het begin van de notenbalk, na de sleutel, geeft aan dat alle noten met deze toonwaarde een halve toon verlaagd moeten worden.
Vaak is de tonica een beginnoot, maar nauwkeuriger om te zeggen is dat het de belangrijkste (gewichtigste) toon is in een stuk, het hoeft niet de beginnoot te zijn. De eerste toon van een toonladder heet wel altijd de tonica.
d-mineur of d klein (afkorting: Dm) is een toonsoort met als grondtoon D.
De voortekening telt drie mollen: Bes, Es en As. Het is de parallelle toonaard van Es-majeur. Er bestaan drie mogelijke varianten van c-mineur: Natuurlijke mineurtoonladder: C - D - E♭ - F - G - A♭ - B♭ - C.
Als je goed kijkt zie je dat de eerste van de kruisen, hetzelfde is als de laatste van de mollen en omgekeerd. Als er vooraan de notenbalk 1 kruis staat is dit altijd voor de F die een Fis wordt. Het kan nooit voor de C of de G zijn. Zo ook bij de mollen, 1 mol is altijd voor de B die een Bes wordt.
Veel muziekstukken hebben één of meerdere 'vaste voortekens', ook wel voortekening genoemd (in het Engels: key signature). Dat zijn kruisen of mollen die aan het begin van de notenbalk vermeld worden.
De kwintencirkel is een opeenvolging van tonen of toonaarden, voorgesteld als een cirkel, waarbij de volgende stap zeven halve noten hoger ligt dan de vorige.
Een majeur en mineur toonladder
Er zijn twee verschillende toonladders die veel gebruikt worden, namelijk de majeur en de mineur toonladder. Beide toonladders bestaan uit zeven verschillende noten. De achtste noot is weer exact hetzelfde als de eerste.
Het verschil tussen majeur en mineur verwijst naar de afstand tussen de eerste en derde toon van de toonladder. In majeur is dit verschil groot (4 halve tonen) en in mineur klein (3 halve tonen). Mineur klinkt meestal droeviger dan majeur.
Een harmonische mineurladder heeft de volgorde: Grondtoon, hele toon (grote secunde), halve toon (kleine terts), hele toon (kwart), hele toon (kwint), halve toon (kleine sext), anderhalve toon (grote septiem), halve toon (octaaf).
Een kwint (afkomstig van het Latijnse woord quintus, vijfde) is de toonafstand waarbij tussen de lage en de hoge toon vier tonen passen.
De twee noten waartussen een octaaf klinkt hebben dezelfde naam; een octaaf klinkt bijvoorbeeld tussen een a en de eerstvolgende a daarboven of -onder.
B-mineur of b klein (afkorting: Bm) is een toonsoort met als grondtoon de b.
De meeste kinderen starten hun opleiding muziek aan onze academie op 8 jaar in de tweede graad in het eerste jaar (2.1). Er kan natuurlijk ook op latere leeftijd in deze richting ingestapt worden. De kinderen volgen gedurende 4 schooljaren 2,5 uur per week muziekatelier (MCV).