De langste notenduur die in onze tijd in het algemeen gebruikt wordt is de hele noot. Vaak wordt daar een waarde van vier tellen aan toegekend als de teleenheid de kwartnoot is. In vroeger eeuwen hebben nog langere notenwaarden dan de hele noot bestaan. Een oude naam voor de hele noot is de semibrevis.
Een halve noot staat tot een kwartnoot als 2:1 in tijdsduur. Er passen dus twee kwartnoten in één halve noot. Er passen dus ook vier kwartnoten in een hele noot. Een kwartnoot staat tot een achtste noot als 2:1 in tijdsduur.
Een hele noot duurt in een ⅜ maat 8 tellen. Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij. De helft van 8 is 4, dus duurt hij in totaal 12 tellen.
Puntering kan ook voorkomen bij rusten. Gepunteerde rusten worden op dezelfde wijze verlengd als noten. Zo duurt een kwartnoot of kwartrust met een punt dus drie achtsten, waar een normale kwart slechts twee achtsten duurt.
Achtste noot en zestiende noot
Een achtste noot is de helft van een kwart noot. Er passen dus 2 achtste noten in een kwart noot, 4 achtste noten in een halve noot en 8 achtste noten in een hele noot. De nootduur van een achtste noot is een halve tel.
En denk eraan: in een vierkwartsmaat duurt elke kwartnoot één tik van de metronoom, achtstes duren een halve tik, hele noten duren vier tikken, enzovoort.
Een kwartnoot duurt normaal één tel. Een kwartnoot met punt duurt dus anderhalve (1½) tel. Een ritme dat vaak voorkomt is een kwartnoot met punt gevolgd door een achtste noot. Samen duren deze noten 1½ + ½ = 2 tellen.
Zoals noten een tijdsduur hebben, kunnen ook rusten een tijdsduur hebben: er zijn korte en lange rusten. De equivalenten van hele noot, halve noot en kwart noot zijn hele rust, halve rust en kwart rust.
Wat is een achtste rust gelijk aan? Achtste rust is gelijk aan de duur van een achtste noot: 1/2 a BEAT. De ACHTSTE RUST. Achtste rusten hebben één boog, net als één vlag of straal van de achtste noot.
Als we van de achtste noot weer twee keer zo klein gaan, krijgen we een zestiende noot die maar een kwart tel lang is (er passen vier van deze noten in één tel). De zestiende noot heeft twee vlaggetjes aan de stok.
De lengte van een geografisch nummer bedraagt in Nederland tien cijfers (hierbij is de +31 weggelaten, maar niet de eerste 0). In België zijn dit negen cijfers. De lengte van een niet-geografisch nummer kan variëren.
Om de G-sleutel te tekenen begin je onderaan de notenbalk en eindig je met een krul op de 2e lijn van de notenbalk. Op deze plaats is de “G” noot gelegen. Nu weten we welke toon hoort bij de noot op die tweede lijn van de notenbalk.
Steeds als er 2 witte toetsen zijn met een zwarte toets ertussen dan is dat een hele afstand. Maar liggen 2 witte toetsen naast elkaar en zit er geen zwarte toets tussen, dan is dat een halve afstand. De halve afstanden vindt je dus tussen de E en F, en tussen de B en C.
We gebruiken de eerste 7 letters van het alfabet om de muzieknoten een naam te geven: A, B, C, D, E, F en G. Als je die op een piano speelt, gebruik je de witte toetsen, en die noemen we de stamtonen. In het rijtje A B C D E F G klinkt A het laagst, en G het hoogst.
De hele rust duurt zolang als het bovenste cijfer van de maatsoort is. Halve rust = 2 tellen. Kwart rust = 1 tel. Achtste rust = 1/2 tel.
Een halve rust ziet er hetzelfde uit als een hele rust, een kort streepje, maar een halve rust ligt op de derde lijn van de notenbalk.
In westerse muziek wordt gebruik gemaakt van 12 verschillende noten. Elk liedje of muziekstuk bestaat uit alleen maar die 12 verschillende noten. Op een piano heb je een heel goed overzicht van die 12 verschillende noten. Als je goed kijkt, zie je op een piano een patroon van zwarte en witte toetsen dat zich herhaalt.
De maatsoort geeft samen met het tempo van een muziekstuk aan hoe lang die maat duurt. Daarnaast zegt de maatsoort iets over hoe de muziek klinkt. De eerste tel van de maat is altijd een zwaar maatdeel: deze tel wordt benadrukt als je de muziek speelt. In een 4/4e maatsoort krijgt ook de derde tel in de maat nadruk.
Ritme waarbij steeds de eerste van twee noten langer is.
Een 6/8-maat daarentegen is een even maatsoort, samengesteld uit twee drietelsmaten, dus met hoofdaccent op de eerste achtste tel en een nevenaccent op de vierde tel. Een 2/4-maat met twee triolen is ritmisch geheel gelijk aan een 6/8, zodat men een 6/8-maat, zeker bij hoge tempi, in tweeën telt.
De C-sleutel is een teken aan het begin van de notenbalk dat de toonhoogte van de genoteerde noten bepaalt. De noot op de lijn die door het midden van de sleutel loopt is de toon c.
6/8-maat, zesachtstemaat:
Het bovenste getal: de 6 betekent dat de maat voorbij is na zes achtste noten. Je telt EEN twee drie *vier* vijf zes.