Cobmineer de volgende groenten best niet met elkaar in je moestuin: Aardappel - tomaat, selderij. Aardbei - komkommer, broccoli, bloemkool.
Het zijn goede buren voor aardappelen, aardbeien, bietjes en tomaten.
Afrikaantjes zijn dé beste buurplanten voor in je moestuin. Ze verjagen aaltjes in de mix, weren schadelijke insecten - zoals luizen - en trekken massa's bijen en vlinders aan.
Wat je zeker kan zetten is prei /andijvie/ late koolsoorten/ knolrapen ook.
Daarnaast zijn er ook planten die juist minder goed voor elkaar zijn. Je kunt bijvoorbeeld beter geen wortel en tomaat naast elkaar zetten. Tomaat remt namelijk wortelgroei, wat het geen geschikte combinatieteelt maakt.
De reden dat je elk jaar de groenten wisselt van plek, is dat je zo problemen met ziekten en plagen voor bent. Een bekend voorbeeld is bruinrot bij aardappelen: deze ziekte voorkom je door na het oogsten meerdere jaren geen piepers op dezelfde plek te kweken.
Voor een optimaal resultaat kun je je moestuin het beste indelen in minimaal vier vlakken. Plant per vlak de soorten uit één gewasgroep bij elkaar. Zorg voor aparte vakken met peulgewassen, koolsoorten, bladgroenten, vruchtgroenten, of wortels & knollen. Elke groep gebruikt zijn eigen voedingsstoffen.
Tomaten kunnen hard groeien en gedijen goed in een vruchtbare bodem. Meng daarom een of meerdere handen potgrond, compost, of verteerde stalmest door het plantgat en geef goed water bij het uitplanten.
Bij tomaten kan je ook nog paprika, meloenen, pepers, en komkommers planten. Wel te verstaan als ze groot genoeg is .
Plant de aardappelen in rijen.
Zorg voor voldoende afstand tussen de rijen (± 70 cm), zo kan je je aardappelplanten achteraf gemakkelijker aanaarden. Maak plantgaten van zo'n 5 cm diep. In lichte grond (zandgrond) mogen ze zelfs iets dieper zijn (tot 10 cm). Respecteer een afstand van 30 tot 50 cm tussen de plantgaten.
Maak voor het poten ondiepe geulen van 5 cm diep op kleigrond of 10 cm diep op zandgrond. Tijdens de groei van de aardappel schuif je steeds meer grond tegen de planten aan. Haal hiervoor de grond tussen de rijen weg.
Tomaten hebben kalk nodig. Drie of vier verpulverde eierschalen per plantgat doet de plantjes goed. Verzamel dus een paar dagen je eierschalen. Was ze in warm water, leg ze te drogen op een stukje keukenpapier en vermaal ze in een keukenmachine of vijzel.
Door het melken komt de stof cucurbitacine vrij. Deze giftige stof komt vooral voor bij komkommers en zit bijvoorbeeld op de schil die je normaal gesproken misschien opeet. De bittere smaak die je soms proeft bij het eten van een komkommer met schil komt hiervandaan.
Je kunt prei zaaien met tussenpauzen van januari tot april en preiplanten oogsten van eind augustus doorheen de winter tot februari. Zoals de meeste andere groenten, oogst je betere, mooiere preien in een zonnige positie met grond die propvol organisch materiaal, compost en humus zit.
Het duurt ongeveer 4 weken voor de aardappelen boven de grond komen (afhankelijk van het weer). En zo ziet dat er dan uit. Niet erg mooi. Maar wel heel handig.
Een flinke bemesting met compost of verteerde stalmest is voldoende om aan de behoefte van een aardappelteelt te voldoen. Aardappels hebben een relatief hoge kalium behoefte. Een te hoge stikstof bemesting kan averechts werken, doordat het loof zich te sterk ontwikkeld ten koste van de knollen.
Wanneer aardappels poten? Als u zelf aardappelen wilt planten, dan poot u ze bij voorkeur tussen juni en oktober. De bodem dient voldoende bemest en los te zijn. Een vaste structuur is voor de late aardappelsoorten echter geen probleem.
Goudsbloemen fleuren je bak op. De planten verbeteren de bodem, weren schadelijke insecten en nare aaltjes in de mix en trekken nuttige insecten aan. Kortom: goudsbloemen horen in elke moestuin ð.
Afrikaantjes tegen slakken
Een manier om slakken te voorkomen in je tuin is door het zaaien van afrikaantjes. Het klinkt gek, maar toch is het een effectieve wijze om (naakt)slakken af te weren. Het kan ook zeker in de moestuin geen kwaad om wat afrikaantjes in te zaaien tussen de gewassen.
Standplaats. Door de Zuid-Amerikaanse herkomst is het afrikaantje gewend aan warmte en droogte. In je tuin geeft de plant daarom een voorkeur aan een standplaats in de volle zon. In het algemeen is het echter een plant die zich gemakkelijk aanpast en zowel bestand is tegen schaduw als wind en zware regen.