In de nieuwe steentijd komen de eerste boeren in Nederland en zij nemen verschillende dieren mee, namelijk varkens, schapen, geiten en runderen. In Noord-Nederland zijn dat de hunebedbouwers. In de laatste periode van de nieuwe steentijd komen ook paarden in Nederland voor.
Boeren trokken niet rond, maar woonden in dorpen bij hun akkers. Zij werkten hele dagen op het land en verzorgden het vee. Eerst werden deze dieren nog gehouden voor de melk, huiden en het vlees; later zouden ze ook gebruikt worden om akkers om te ploegen (bron 8).
Deze revolutie begon al zo'n 14.000 jaar geleden in het Midden-Oosten, maar rond 5250 voor Christus ontdekten deze oerboeren de vruchtbare Maasvallei tussen Maastricht en Sittard. Ze bouwden hier boerderijen, hielden vee en legden akkers aan. Archeologen noemen deze eerste boeren de Bandkeramiekers.
Zo'n 7.000 jaar geleden gingen jagers-verzamelaars over naar een boerenbestaan. De eerste boeren van Nederland vestigden zich in de vruchtbare regio tussen het huidige Maastricht en Sittard. Archeologen noemden hen de Bandkeramiekers.
De eerste boeren kwamen hier ongeveer 7000 jaar geleden wonen. Ze leefden heel anders dan de jagers die al in ons land leefden. De boeren woonden op een vaste plek, in huizen gemaakt van stro, leem, takken en boomstammen.De bomen werden omgehakt met grote bijlen, een nieuwe uitvinding van de boeren.
Jagers-verzamelaars: groepen mensen in de prehistorie die leefden van de jacht en van wat ze in de natuur vonden. Jagers-verzamelaars waren nomaden en trokken in kleine groepen rond, op zoek naar voedsel. Landbouwsamenleving: Samenleving waarin het allergrootste deelvan de bevolking keeft van de landbouw.
De allereerste boeren ter wereld kwamen uit de regio rond het huidige Irak. Zo'n tienduizend jaar geleden begonnen daar ze wilde gewassen te domesticeren. De boeren verspreidden zich en gaven ook hun kunsten door aan anderen. Zo kwamen er langzaam maar zeker veredelde gewassen, vee en aardewerk mee naar onze streken.
De boeren hadden hun akkers rond hun boerderij, waar ze hun voedsel zelf verbouwden. Ze hoefden dus niet net als de jagers op zoek naar voedsel. De boeren zaaiden bijvoorbeeld graan. Het graan werd geoogst en met maalstenen tot meel vermalen.
Dat wil zeggen dat ze aan hun eten kwamen door te jagen op dieren en door het verzamelen van eten in de omgeving. Deze mensen leefden als nomaden, ze hadden geen vaste woonplaats. Ze trokken iedere keer rond, iedere keer als er geen of weinig eten in de omgeving meer was trokken ze weer verder naar de volgende plek.
7.500 jaar geleden trokken er in ons land alleen nog jagers/verzamelaars rond. Maar vanuit midden Europa trekken dan de eerste boeren Limburg binnen. Het zijn de Bandkeramiekers. 7.500 jaar geleden trokken er in ons land alleen nog jagers/verzamelaars rond.
Rond 5.300 voor Christus vestigden de eerste boeren zich in Limburg. Ze verbouwden graan en hielden rundvee. Van deze boeren zijn aardewerkresten gevonden met spiraal- en bandvormige versieringen. Hun tijdperk wordt dan ook aangeduid als de 'Bandkeramische cultuur', oftewel 'Bandkeramiek'.
In Zuid-Limburg bij Sittard en Geleen vestigen zich 7500 jaar geleden de eerste boeren op het grondgebied van wat nu Nederland is. Zij hadden kleine akkers met emmer- en eenkoorntarwe en gerst. Daarnaast hielden ze vee. Deze boeren maakten elegant aardewerk, versierd met banden.
Het aantal boeren dat volgens de CBS-cijfers actief is, ligt op ruim 106.000. "Dat zijn de gezinsmedewerkers op de boerderij, de echte boeren en boerinnen." In totaal zijn er bijna 180.000 mensen werkzaam op de boerenbedrijven, exclusief seizoensarbeiders. Dat zijn er 100.000 minder dan aan het begin van deze eeuw.
In kleine groepjes van zo'n 10 tot 25 mensen gingen ze van plek naar plek. Als het voedsel opraakte op plek A, ging men naar plek B. De sociale verschillen waren onderling niet groot.
Ze woonden in kleine boerderijen die ze zelf bouwden van hout, takken en leem. Beesten en mensen leefden vaak in één ruimte. Horigen moesten de landheren gehoorzamen en mochten het land niet verlaten. Het was hun taak ervoor te zorgen dat er in het kasteel genoeg voedsel was.
Ze leefden als nomaden. Als nomaden leefden zij in kleine groepen, die voortdurend op zoek waren naar voedsel. De onderkomens die gebouwd werden waren tijdelijk en vaak eenvoudig, gemaakt van natuurlijke materialen. Vanuit deze kampen gingen de mensen op jacht en verzamelden ze planten, bessen, noten en zaden.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten. Als smaakmakers werden verjus, wijn en azijn gebruikt.
De term Boeren heeft betrekking op een deel van de Afrikaners en dan vooral in historische zin. Het was de term die de Britse kolonisten in de 19de en 20ste eeuw gebruikten voor de reeds in de kolonie gevestigde blanken.
Uit grootschalig (archeologisch) skeletonderzoek van de Universiteit van Cambridge, blijkt dat gezondheid van de mensen in West-Europa - en dus ook Nederland en Utrecht - door de tijd heen fluctueert. Zo waren mensen tussen het jaar 800 en 1000 veel gezonder dan omstreeks 1800.
Als ontbijt aten ze pap, pannenkoek, aardappel of brood met reuzel, stroop en af en toe jam. Als hoofdmaaltijd aten ze meestal een stamppot met veel aardappelen of een gerecht van peulvruchten, zoals bruine bonen en erwtensoep. Rijke mensen konden vaker vlees, vis en zuivel kopen.
Dat blijkt uit een studie van de Universiteit van Tel Aviv. Mensen waren vroeger dus 'hypercarnivoren', waardoor hun dieet uit minstens 70 procent vlees bestond. De onderzoekers probeerden de voeding van onze voorouders te reconstrueren door 400 wetenschappelijke artikels uit verschillende disciplines te onderzoeken.
Het tijdvak van jagers en boeren, beter bekend als de prehistorie, gaat over het vroegste tijdperk in de menselijke geschiedenis. Deze periode begint als de eerste mensachtigen zoals de Neanderthalers en later de Homo Sapiens, op aarde verschenen, grofweg drie tot vijf miljoen jaar geleden.
De 10 tijdvakken zijn: tijdvak 1: van jagers en boeren (- 3000 voor Christus) tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Christus-500 na Christus) tijdvak 3: tijd van monniken en ridders (500-1000)
Hoe kwamen de eerste mensen in de natuur aan voedsel? Om voldoende eten te verzamelen moesten de eerste mensen voortdurend rondtrekken. Ze hadden dus geen vaste woonplaats en leefden als nomaden. Omdat de natuurlijk voedselvoorraden snel uitgeput waren, leefden ze in kleine groepen.