Het einde van een maat wordt aangegeven door een verticale streep in de notenbalk. Hieronder een aantal voorbeelden van veel voorkomende maatsoorten. Er zitten vier kwart noten in een maat. Dit wordt de vierkwartsmaat genoemd.
Dal Segno (D.S.) Al Fine wil zeggen: tot aan het woordje Fine (Italiaans voor einde). Denk maar aan “finish”. Al Coda betekent letterlijk: naar het staartje.
Een maatsoort geeft aan hoeveel noten er in een maat passen (bovenste getal), en welke noot de teleenheid is (onderste getal).
Puntering (van puntéren) is een muziekterm die de verlenging van een nootwaarde aangeeft door middel van een puntje achter een noot. Puntering kan ook voorkomen bij rusten. Gepunteerde rusten worden op dezelfde wijze verlengd als noten.
Muzieknoten buiten de notenbalk
Op die manier is het moeilijk om nog te kunnen zien welke noot er nu net bedoeld wordt. Daarom worden er gewoon extra horizontale lijntjes boven of onder de notenbalk getekend. Deze lijntjes worden ook wel hulplijntjes genoemd. Ze maken de notenbalk even iets groter.
De C-sleutel is een teken aan het begin van de notenbalk dat de toonhoogte van de genoteerde noten bepaalt. De noot op de lijn die door het midden van de sleutel loopt is de toon c.
Staccato is een van oorsprong Italiaanse term, verwant aan het woord 'staccare', dat 'losmaken' betekent. Als een passage staccato gespeeld moet worden, is het de bedoeling dat tussen de opeenvolgende noten korte stiltes zitten. Dergelijke aanwijzingen worden in de muziek 'articulatie' genoemd.
Staccato is een speelwijze van kort klinkende noten en is van oorsprong een Italiaanse term. Je laat de noot of het akkoord na het aanslaan hiervan dus niet doorklinken, maar breekt de klank weer snel af (korte stiltes). Hierdoor krijg je zeer korte, recht toe- recht aan noten.
Een hele noot duurt in een ⅜ maat 8 tellen. Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij. De helft van 8 is 4, dus duurt hij in totaal 12 tellen.
Als voorbeeld van een maatsoort kijken we naar 2/4, spreek uit: twee-vierde maatsoort. Het cijfer 2 betekent dat hier elke maat twee tellen heeft, en het cijfer 4 betekent dat elke kwartnoot één tel zal duren.
Een kwartnoot heeft duur 240, een achtste 120 een triool op achtsten 90 enz. het gaat hier dus om de tweede achtste noot van de derde tel van maat 12, tel 3. Maatnummers worden op de notatiebalk altijd weergegeven in de actieve partij, ongeacht de instellingen.
Bij de regelmatige twaalf achtsten maat komen er telkens 12 tellen in iedere maat. De achtste noot is teleenheid. De accenten worden weergegeven door het ">" tekentje. Deze twaalf achtsten maat is samengesteld en bestaat uit 4 groepjes van 3.
Da capo of D.C. is een herhalingsconstructie in bladmuziek die gebruikt worden om minder noten te hoeven schrijven. Meestal staat het DC-teken ergens helemaal achteraan het muziekstuk om aan te geven dat alles 'nog een keer' gespeeld moet worden.
Segno = segno is het Italiaanse woord voor `teken` en wordt in de muzieknotatie gebruikt om een plaats in de partij te markeren om naar terug te gaan in een Dal segno constructie.
Dal segno is een muziekterm afkomstig uit het Italiaans en betekent 'vanaf het teken'. Het 'teken' in kwestie (segno) is dan meestal een S met puntjes in de bochten. Ook wordt er wel een paragraaf-teken voor gebruikt en een enkele keer een coda-teken.
De Italiaanse term legato is afkomstig van het het Latijnse woord 'ligare' dat 'verbinden' of 'vastbinden' betekent. Door het verbinden van de noten klinken er geen stiltes tijdens een serie noten of frase. In een partituur wordt de legato-speelstijl aangegeven met bogen onder of boven een groep noten.
Portato (van het Latijnse 'portare' = dragen) is een articulatiewijze in de uitvoering van muziek, genoteerd door een boog over de betrokken noten en een staccatoteken op elk van de noten. Portato is een vorm van non-legato, waarbij de tonen net iets korter worden gespeeld dan hun genoteerde nootlengte doet vermoeden.
Legato is een speelwijze waarbij de muzieknoten zo worden gespeeld of gezongen dat ze in elkaar overlopen, of naadloos aaneengelast klinken. De Italiaanse muziekterm betekent gebonden (Latijn: ligare = 'vastbinden, verbinden, verenigen, aaneensmeden').
De tonen worden los van elkaar, afgestoten, gespeeld. Hierdoor klinken de tonen iets korter dan feitelijk genoteerd, maar winnen aan expressie. Staccato wordt aangegeven met een punt boven of onder de noot.
Adagio is een van oorsprong Italiaanse muziekterm die aangeeft dat een muziekstuk in een langzaam comfortabel tempo gespeeld moet worden. Het woord adagio betekent letterlijk 'gemakkelijk' (ad agio). Het is een zeer rustig tempo met een metronoomcijfer tussen de 66 en 76, dat wil zeggen, 66 tot 76 tellen per minuut.
De uitdrukking Wie weet? wil zeggen dat iets niet helemaal uitgesloten wordt geacht.
De G-sleutel wordt gebruikt voor hoge instrumenten, zoals viool (vandaar de naam vioolsleutel), fluit, gitaar en hobo. Ook de hoge stemsoorten sopraan en alt gebruiken dit teken. Een tenor gebruikt eveneens de G-sleutel, maar zingt de noten een octaaf lager.
De G (ook wel sol, of so genoemd) is een muzieknoot die een hele toon hoger ligt dan de F en een hele toon lager dan de A. Op een piano-klavier ligt de G bij de drie zwarte toetsen steeds tussen de eerste en de tweede zwarte toets. Bij een zessnarige gitaar is de vierde snaar gestemd in G.
Een van de twee meest belangrijke sleutels is de G-sleutel. De sleutel is een teken/symbool dat altijd vooraan de notenbalk staat. Deze geeft, de naam zegt het al, de stamtoon G aan (boven de centrale C). De 'buik' van de G-sleutel krult om de tweede lijn van de notenbalk heen.