Een positief getal is groter dan nul en een negatief getal is kleiner dan nul. Met positieve en negatieve getallen kun je rekenen.
0 (nul) is daarvan het kleinste cijfer.
Groter-dan- en kleiner-dan-tekens worden gebruikt om getallen en uitdrukkingen te vergelijken. Het groter-dan-teken is >. Dus 9>7 lezen we als '9 is groter dan 7'. Het kleiner-dan-teken is <.
> en < zijn vergelijkingstekens. > betekent groter dan en noemen we het groter dan teken. < betekent kleinder dan en noemen we het kleiner dan teken.
Dus [5/6] is groter dan [3/4].
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij. Handig om deze gegevens bij elkaar op een overzichtskaart te hebben!
1/4 deel = 25 % 1/2 deel = 50 %
Een groter getal ligt rechts van een kleiner getal. Om aan te geven of een getal kleiner of groter is dan een ander getal worden speciale rekenkundige tekens gebruikt. Te weten: het 'kleiner dan' en het 'groter dan' teken. Taalkundig kun je ook zeggen: 'minder dan' of 'meer dan'.
Een negatief getal is in Nederland een getal dat kleiner is dan 0. In België noemt men een dergelijk getal een strikt negatief getal. Een (strikt) negatief getal is het tegengestelde van het overeenkomstige (strikt) positieve getal, wat inhoudt dat optelling van deze beide getallen als som het getal 0 oplevert.
Stel dat u een rapport voorbereidt en wilt tellen hoeveel verkoopfacturen groter of kleiner waren dan een bepaalde waarde. Gebruik de functie AANTAL. ALS om getallen te tellen die groter zijn dan of kleiner zijn dan een getal.
Vuistregels. Een priemgetal is alleen deelbaar door 1 en deelbaar door zichzelf.
Een priemgetal is een natuurlijk getal groter dan 1 dat slechts twee natuurlijke getallen als deler heeft, namelijk 1 en zichzelf. Het kleinste priemgetal is dus 2, want het heeft alleen 1 en 2 als delers.
Het getal googol een 1 is met 100 nullen. Maar googol is niet het grootste getal. Als je namelijk twee keer googol doet, heb je 2 googol. Het allergrootste getal dat bestaat is 'oneindig', waarvoor het symbool ∞ wordt gebruikt.
De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
4 is niet alleen deelbaar door zichzelf en 1, maar ook door 2, dus het is geen priemgetal. Als we op deze manier de getallenlijn doorwerken vinden we de volgende priemgetallen onder de 100: 2, 3, 5, 7, 11, 13, 17, 19, 23, 29, 31, 37, 41, 43, 47, 53, 59, 61, 67, 71, 73, 79, 83, 89, 97 (reken maar na).
Als je de helft van een getal wil uitrekenen, deel je dit getal door twee.
≤ betekent kleiner dan of gelijk aan. ≥ betekent groter dan of gelijk aan. Als je deelt of vermenigvuldigt met een negatief getal in een ongelijkheid, dan klapt het teken om.
Een ALS-functie met wiskundige operatoren
>= groter dan of gelijk aan. <= kleiner dan of gelijk aan.
Als u wilt, kunt u criteria toepassen op het ene bereik en de overeenkomende waarden in een ander bereik optellen. Met de formule =SOM. ALS(B2:B5; "John"; C2:C5) telt u alleen de waarden in het bereik C2:C5 op wanneer de overeenkomende cellen in het bereik B2:B5 gelijk zijn aan "John". Zie SOMMEN.
Daarom heet 0:0 een onbepaaldheid, je kan het niet berekenen, enkel benaderen, maar zelfs dan hangt het resultaat af van de situatie, en kan dat resultaat om het even wat zijn. Kort gezegd: 0:0 bestaat niet.
Kwart is de benaming voor het breukgetal 1/4 (¼), dus een gedeeld door vier. Deelt men iets in vier gelijke delen, dan is elk deel een kwart. Letterlijk betekent kwart 'een vierde deel' (uit het Latijn quartus 'vierde').