De grootte van de diafragmaopening bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Wanneer je 's nachts foto's maakt, kies je het liefst voor een groot diafragma omdat er weinig licht is. Ik fotografeer 's avonds liever vanaf een statief. Ik kies voor een lage ISO en een diafragma van ongeveer F/11.
De vuistregel is simpel: hoe kleiner het diafragma (ofwel, hoe hoger het f-getal), des te groter de scherptediepte. Zo geeft f/16 je bijvoorbeeld een grotere scherptediepte dan f/4. Dit komt omdat via een kleiner diafragma een kleinere lichtbundel de sensor kan bereiken vanaf een willekeurig punt op het onderwerp.
Hoe lager het getal, hoe groter het diafragma en hoe kleiner de scherptediepte is. Er is een kleiner gebied scherp. Hoe groter de opening, des te meer licht er op de sensor valt. Hoe hoger het getal, hoe kleiner het diafragma en hoe groter de scherptediepte is.
Maak je een portret van je hond als hij op één meter afstand staat, dan heb je misschien wel diafragma f/8 nodig om zijn hele kop scherp te fotograferen. Staat hij op vier meter afstand, dan lukt dat misschien al met f/2.8.
Welke combinatie je ook kiest, de belichting is elke keer exact gelijk. Draai het diafragma open (kleiner diafragmagetal) en je moet evenredig corrigeren met de sluitertijd (korter). Draai het diafragma verder dicht (groter diafragmagetal) en de sluitertijd moet evenredig langer worden.
Er is geen gouden regel die altijd werkt, maar je kunt uit gaan van de volgende startpunten: 2 rijen mensen: f/5.0. 3 rijen mensen: f/6.3. 4 rijen mensen: f/8.0.
Aangezien het meestal de bedoeling is om het landschap volledig scherp weer te geven, heb je voldoende scherptediepte nodig. Stel daarom de camera in op de diafragma voorkeuze stand (A(v)) met een diafragma tussen f/11 tot f/14.
Stel het diafragma van de camera in op een waarde van f/8 tot f/11. Hiermee zorg je dat er genoeg scherptediepte in de foto zit om iedereen scherp vast te leggen. De camera heeft namelijk tijd nodig om alle personen scherp op de foto te zetten.
Als je dicht op je onderwerp staat, bijvoorbeeld op minder dan 1 meter afstand, dan ontstaat er weinig scherptediepte in je beeld. Neem je wat meer afstand, dan zul je ook meer scherptediepte in je foto terugzien.
DE HYPERFOCALE AFSTAND IS EEN SCHERPSTELAFSTAND BIJ EEN GEGEVEN BRANDPUNTSAFSTAND EN DIAFRAGMA, WAARBIJ DE GROOTST MOGELIJKE SCHERPTE-DIEPTE BEREIKT WORDT. INDIEN DE LENS OP DEZE AFSTAND WORDT GEFOCUST ZULLEN ALLE ONDERWERPEN VANAF DE HELFT VAN DEZE AFSTAND TOT ONEINDIG SCHERP WORDEN WEERGEGEVEN.
Een lens voor portretfotografie heeft meestal een brandpuntsafstand van meer dan 85 mm, zoals de Canon RF 85mm F2 MACRO IS STM. Deze lens is voorzien van een lichtgewicht constructie en 5-stops beeldstabilisatie voor perfecte portretfotografie vanuit de hand.
Het diafragma regelt hoeveel licht er op de sensor valt, de sluitertijd hoe lang het licht op de sensor valt en de ISO hoe gevoelig de camera is voor deze hoeveelheid licht.
Wanneer je op een zonnige dag buiten fotografeert, heb je meestal voldoende aan ISO 100 – 400. Pas wanneer er minder licht is, zoals op een bewolkte dag, bij de schemering of binnen in huis, dan heb je een hogere waarde nodig. Bijvoorbeeld ISO 800 of hoger. Realiseer je dat een hoge ISO-waarde soms gewoon nodig is.
Kies een lichte systeemcamera als je vaak op stap bent.
Kies een zwaardere spiegelreflexcamera als je een camera zoekt die goed in de hand ligt en die professioneel aanvoelt. De kwaliteit van de hier genoemde systeemcamera's en spiegelreflexcamera's is even goed.
Voor een portretfotografie kun je je camera het beste instellen op 1/250 seconde. Personen bewegen nu eenmaal. Wil je een foto maken van een spelend kind, een sporter of een beweeglijk hier, dan kun je je sluitertijd het beste instellen op 1/1000 tot 1/1250 seconde.
Toch geven veel landschapsfotografen de voorkeur aan een camera met een full frame sensor. De grotere sensor kan simpelweg meer licht verwerken en dat geeft vaak een betere beeldkwaliteit bij moeilijke lichtsituaties.
Omdat je vaak fotografeert in kleine ruimtes is het van belang dat je een groothoeklens meeneemt. Bijvoorbeeld een 10-20mm. Hierdoor kan je de kleine ruimtes goed op de foto krijgen. Daarbij is het verstandig om je walk around lens mee te nemen, bijvoorbeeld een 17-70mm of 24-105mm.
Diafragma wordt in je camera aangegeven als 'f'. Deze f-waarde kan lopen van f/1 tot f/64. Hoe hoger deze waarde wordt, des te kleiner het diafragma wordt en des te meer er uiteindelijk scherp op de foto staat (dus: hogere f-waarde = kleinere opening = grotere scherptediepte).