De bodem in Nederland is een mengsel van zand, grind, klei en plantenresten die de aardkorst bedekt. In deze laag groeien de planten en bomen. Het bestuderen van de bodem is een aardwetenschap.
De Nederlandse bodem is een mix van meerdere bodemsoorten. We hebben onder meer zand, klei en grind. De bodem verandert voortdurend in Nederland door diverse invloeden. Zo heeft het weer een aanzienlijke invloed op de bodem, maar ook dieren zorgen voor verandering in de bodem.
Grond is een mengsel van verweerd vast materiaal (sediment), water en lucht dat aan het aardoppervlak of (vlak) daaronder voorkomt. Het niet verweerde vaste materiaal noemt men gesteente.
De belangrijkste grondsoorten in Nederland zijn zand en klei. Zandgrond is lichtbruin van kleur. Het bestaat uit grote korrels en laat makkelijk water door. Zand is vaak droog en kan lucht goed vasthouden.
Wereldwijd, maar juist in Nederland
De bodemdegradatie is een mondiaal probleem, maar ook in Nederland is het probleem onzichtbaar maar nijpend. Ooit was de Flevopolder, land gewonnen van de zee, de vruchtbaarste grond van Europa.
Het oudste gesteente dat in Nederland is aangeboord ligt op een diepte van 2920 meter in de Noordzee, ten westen van Hoek van Holland, en stamt uit het Siluur, de periode tussen 443 en 417 miljoen jaar geleden.
In Nederland vind je acht verschillende soorten landschappen: zee- en rivierkleilandschap, zandlandschap, droogmakerij, hoog- en laagveenlandschap, duinlandschap en het krijt- losslandschap. Aan de hand van bepaalde criteria kun je bepalen in welk landschap je je bevindt.
Zand wordt aangevoerd door rivieren. In Nederland hebben Schelde, Maas, Rijn, Oostduitse rivieren en de Eridanos (een voormalige riviersysteem ten noorden van ons land) zand van verder afgelegen gebieden aangevoerd.
Noord -en west- Nederland zouden zonder dijken een heel stuk overstromen. Zonder duinen ligt het gebied bijna overal lager dan +1m NAP. Dit is dus Laag-Nederland.
Het zeekleilandschap begint achter de duinen en de zeedijken en loopt tientallen kilometers landinwaarts. Dit landschap kan worden onderverdeeld in het noordelijk zeekleigebied (Noord-Holland, Friesland en Groningen) en het zuidwestelijk zeekleigebied (Zuid-Holland en Zeeland).
Gewoonlijk is zandgrond lichtzuur en humus-arm met een pH onder de 6. Veengrond is humusrijk met een pH tussen 4 en 6. Bij klei zit je vaak boven de 6 tot wel 7,5 en hoger. Op het etiket van planten staat of er humusrijke zure grond nodig is.
Zware klei onder gras in de Betuwe. Onderin is de Betuwse klei verdicht en blauwe kleuren door de aanwezigheid van ijzer en wat organische stof. Zware klei bij Easterein in Friesland. De zware kleigronden in Groningen en Friesland horen tot de zwaarste van Nederland.
Veen komt vooral voor in gematigde vochtige streken. In Nederland en België is het meeste veen gevormd in het Atlanticum, waarschijnlijk door het vochtoverschot dat optrad door de overgang van naaldbos naar loofbos in die periode, en de stijging van de grondwaterspiegel onder invloed van de zeespiegelstijging.
Het zand op een zandverstuiving is door een snijdende noordenwind aangevoerd in een tijd dat Nederland in een poolwoestijn lag. De Holterberg, maar ook de veel bekendere stuwwallen van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug zijn opgeduwd door enorme gletsjers die ooit tot het midden van Nederland reikten.
Amsterdam is ontstaan aan de monding van de Amstel in een veenlandschap waarvan het geologisch profiel bestaat uit 12 tot 18 meter sedimenten (4-5 meter veen op 8-12 meter holocene mariene zanden en kleien) afgezet op een ondergrond van pleistoceen dekzand, de stabiele laag waarin de moderne betonnen heipalen verankerd ...
Zand bestaat korter dan andere delfstoffen zoals aardolie of aardgas, namelijk nog 'maar' 2 miljoen jaar. Elke zandkorrel is eigenlijk een steen die afgeschuurd en vermalen is. Zand, grind, maar ook klei zijn eigenlijk niks anders dan hele kleine stukjes steen. Op grote hoogte zijn de bergen bedekt met sneeuw.
Toepassingen met Drainzand
Het laat zeer goed water door, blijft los maar is toch relatief voordelig in vergelijking met drainagegrind of andere materialen. Drainzand wordt ook gebruikt om kleigronden en andere zware grondsoorten te verschralen (luchtiger / losser te maken).
Door de wrijving van het water en de andere stenen worden de stenen langzaam kleiner, gladder en minder hoekig. De kleine stukjes die afbreken, zijn zand. Hoe dichter bij de zee des te langer de weg is die de stenen hebben afgelegd en des te fijner en ronder van vorm het zand is.
Een belangrijk onderscheid is dat tussen hoog en laag Nederland. Hoog Nederland Hoog Nederland bestaat uit de zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland, de stuwwallen en dekzandgebieden die in de laatste ijstijd gevorm zijn en waarvan een deel beschermd is onder Natura 2000, onder meer de Veluwe.
Waar lag Nederland op de wereldbol? Nederland lag vrijwel op de evenaar, aan de oostkant van het zich vormende Pangeacontinent, ongeveer ter hoogte van waar nu Congo ligt. Het schoof langzaam naar het noorden.
Nederland lag in een tropische klimaatszone, wat blijkt uit het voorkomen van fossielen van onder meer mangroves, koralen en palmen in onze ondergrond of in de ons omringende landen. Vermoedelijk is het ook vrij vochtig geweest. In het Laat-Eoceen koelde het enigszins af.
Dit uiterlijk, alle laagjes horizonten op elkaar, noemen we een bodemprofiel. Bodemprofielen zijn vaak heel oud, doordat het erg lang duurt om een horizont te vormen. De bodem in Nederland is ongeveer 10.000 tot 15.000 jaar oud.