Het zijn woorden die leerlingen voornamelijk op school leren en slechts in een specifieke context voorkomen. Het gaat hierbij om inhoudswoorden die bij een bepaald vak horen. Vaak hebben leerlingen expliciete uitleg nodig om deze woorden te leren.
Woorden die specifiek in onderwijsleersituaties worden gebruikt. Leerlingen moeten op school niet alleen vakbegrippen (vaktaalwoorden) zoals zandverstuiving en wolkbreuk leren beheersen, maar ook meer algemene abstracte begrippen zoals functie en gevolg van. Deze woorden en begrippen worden 'schooltaalwoorden' genoemd.
Het meest voorkomende woord
Het meest voorkomende Nederlandse woord is de, gevolgd door ja, en, uh, een, ik, dat, van, is, die, in, niet, maar, dat, dan, je, ook, op, het en ze. Dat blijkt uit het Corpus Gesproken Nederlands, een verzameling van zes miljoen woorden uit het dagelijkse, mondelinge taalgebruik.
De Kennisbasis Taal hanteert negen domeinen, te weten mondelinge taalvaardigheid, woordenschat, beginnende geletterdheid, voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen, stellen, jeugdliteratuur, taalbeschouwing en spelling (Van der Leeuw et al., 2009).
Taalinhoud gaat over woordbegrip en woordproductie, maar ook over het leggen van verbanden. Bij de taalinhoud kijkt u vooral naar wát een kind al kan begrijpen en/of zeggen. Hiermee drukt het kind de kennis uit van de ervaringen die het heeft opgedaan met voorwerpen en gebeurtenissen.
Taalinhoud is het onderdeel van taal dat betrekking heeft op betekenis . Sprekers uiten ideeën over objecten en acties, evenals ideeën over relaties zoals bezit of oorzaak en gevolg.
Taal is een systeem van tekens – zoals gesproken klanken, gebaren, of geschreven symbolen – waarvan de mens gebruikmaakt om zijn gedachten te articuleren, zijn wereld te ordenen en te communiceren. Talen kenmerken zich door grammaticale regels en een woordenschat.
Omdat de componenten van taal en hun bijbehorende terminologie overeenkomen met onze afbakeningen voor veel elementen van lezen, worden ze in deze sectie kort beschreven. Taalkundigen hebben vijf basiscomponenten ( fonologie, morfologie, syntaxis, semantiek en pragmatiek ) geïdentificeerd die in alle talen voorkomen.
In het model worden acht leefgebieden onderscheiden. Het gaat om: huisvesting, financiën, sociaal functioneren, psychisch functioneren, zingeving, lichamelijk functioneren, praktisch functioneren en dagbesteding.
Het langste 'officiële' woord in de Nederlandse taal is: aansprakelijkheidswaardevaststellingsveranderingen (50 letters).
Het aantal keren dat een woord voorkomt gedeeld door het totale aantal woorden uit de teksten voorkwam, de relatieve frequentie.
Meestal zijn vaktaalwoorden laagfrequente inhoudswoorden die verwijzen naar specifieke begrippen, zoals Tweede Wereldoorlog, februaristaking, ja-knikker, textielindustrie, enzovoort. Het zijn dus woorden die in het dagelijks taalgebruik niet zo veel worden gebruikt en die kinderen veelal op school zullen leren.
Zelfstandig naamwoord
(onderwijs) een onderwijsinstelling waar les wordt gegeven aan leerlingen.
De meest gemakkelijke taal in de wereld om te leren voor beginners is Spaans. De op een na beste taal om te leren in de wereld is Italiaans, ook vanwege de eenvoudige grammatica.
Een woordenschat, lexicon, vocabularium of vocabulaire is de verzameling woorden die een taal of een persoon rijk is.
Wat is een polyglot? Een polyglot is iemand met een hoge graad van taalbeheersing in veel verschillende talen. Veel moet hier gezien worden als in één, twee, drie, veel. Wanneer iemand twee talen spreekt, is zo'n persoon nog tweetalig.
De volgende groep strategieën is georganiseerd door vier taalvaardigheden: spreken, luisteren, schrijven en lezen . Deze worden de vier domeinen van taal genoemd, en studenten moeten alle vier domeinen beheersen om academische bekwaamheid in een taal te bereiken.
Domeinoverschrijdend. In dit domein vind je studierichtingen met vooral algemene vakken zoals Nederlands, vreemde talen, wiskunde en wetenschappen. Daarnaast kies je een aantal vakken uit meerdere domeinen; bijvoorbeeld economie, sport, humane wetenschappen.
De basis voor fonologie, semantiek (receptief) en pragmatiek wordt gelegd. De basis voor fonologie, semantiek (receptief en actief) en pragmatiek wordt gelegd. De basis van de vijf taalonderdelen (fonologie, semantiek, syntaxis, morfologie en pragmatiek) zijn geleerd en zullen nu verder ontwikkeld worden.
De eerste taal waar we weet van hebben, is het Soemerisch. Er zijn kleitabletten gevonden met die taal erop van ongeveer 4000 jaar voor het begin van onze jaartelling (zie afbeelding). Het Soemerisch mag dus met de eer gaan strijken: het is niet echt de eerste, maar wel de eerste ons bekende taal.
De Rijksoverheid en meerdere provincies en gemeenten binnen het taalgebied willen de Nedersaksische taal behouden en het gebruik ervan aanmoedigen. Zoals het Gronings, Drents of Twents. Het Nedersaksisch is daarom erkend als regionale taal.
In Nederland is er het ABN, of standaard Nederlands. Dit is het standaard accent, maar dit wordt door bijna niemand zo gesproken, alhoewel sommige polders zeer dicht in de buurt komen.