Persisterende vuistjes, weinig variatie in het bewegingspatroon, een te lage spierspanning: allemaal zaken die kunnen duiden op een afwijkende motorische ontwikkeling. Zo zijn er nog veel meer signalen om aan de bel te trekken.
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand ontwikkelen zich (veel) langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan bijvoorbeeld later rollen, zitten, staan, lopen of praten. Vaak zijn er vanaf de geboorte al (lichamelijke) klachten. Soms wordt een ontwikkelingsachterstand pas later duidelijk.
Een normale motorische ontwikkeling kenmerkt zich door veel variatie, complexiteit en door een toenemend aanpassingsvermogen. Een afwijkende motorische ontwikkeling kenmerkt zich, vooral op jonge leeftijd, door het ontbreken van variatie13,14. In bijlage 1 staat een nadere toelichting op de NGST.
Een ontwikkelingsachterstand (of stoornis) kan ontstaan door genetische afwijkingen of kunnen ontstaan voor, tijdens of na de zwangerschap. Enkele oorzaken kunnen zijn: Alcohol gebruik tijdens de zwangerschap. Medicatie gebruik tijdens de zwangerschap.
Kinderen met motorische problematiek zijn vaak onhandig of houterig, vallen veel of stoten zich regelmatig. Ze hebben een opvallende houding, met lage of juist hoge spierspanning. Ook is er vaak sprake van angst om te bewegen. Ze hebben te weinig spierkracht en bewegen niet, of juist te krachtig.
Hier vind je de kenmerken van diagnose/aanleg zoals AD(H)D, autisme, DCD, dyslexie, dyscalculie, NLD, ODD/CD, hoogbegaafdheid en (school)trauma.
Kenmerken DCD
Motorische mijlpalen (omrollen, zitten, kruipen, lopen) worden soms later bereikt. Houdingsveranderingen (bv. van lig naar zit of van zit naar staan) verlopen moeizamer. Spontaan nieuwe bewegingen uitproberen is beperkt.
Wanneer een kind achterloopt in de ontwikkeling is er sprake van een ontwikkelingsachterstand. Een kind kan een ontwikkelingsachterstand op één gebied hebben of op meerdere gebieden. In Nederland heeft 1 op de 60 kinderen een ontwikkelingsachterstand. 1 op de 250 kinderen heeft een ernstige ontwikkelingsachterstand.
Directe signalen
Voorbeelden daarvan zijn achterblijvende conceptuele vaardigheden, zoals kunnen lezen, schrijven en rekenen, achterblijvende sociale vaardigheden zoals communicatieve vaardigheden en het oplossen van sociale problemen en achterblijvende praktische vaardigheden.
Men spreekt over een ontwikkelingsstoornis als het probleem of de problemen hun oorsprong kennen in de aanleg of rijping van het centrale zenuwstelsel van het kind. Als de problematiek door omgevingsfactoren wordt veroorzaakt spreek men van een ontwikkelingsprobleem.
Soms kan een kind al haar/zijn energie richten op het ontwikkelen van een bepaalde vaardigheid, zoals lopen of praten, wat dan even ten koste gaat van de ontwikkeling op een ander gebied. Een achterstand kan dan later weer worden ingehaald.
Als jouw kind van 2 of 3 jaar nog niet praat, dan kun je jouw zorgen uitspreken op het consultatiebureau. Zij kunnen het dan samen met jou in de gaten houden. Bij elke afspraak zal aan je gevraagd worden welke woordjes je kind zegt en wat je kind al begrijpt.
Een kind van 4 jaar kan goed zijn evenwicht bewaren en kan hinkelen. Hij kan een kleine bal vangen en hij begint te oefenen met activiteiten als fietsen (zonder zijwieltjes) en rolschaatsen. Hij vindt het erg leuk om te rennen, te springen en te klimmen.
Achterstand in de motorische ontwikkeling. Bij een achterstand van de motorische ontwikkeling beweegt het kind minder handig dan leeftijdsgenootjes. Een gevolg kan zijn dat het kind gefrustreerd raakt en niet goed kan meedoen in de klas of bij het spelen.
De meeste kinderen leren lopen aan de hand tussen 8 en 15 maanden. Gemiddeld zet een kind zijn of haar eerste losse stapjes rond 14 à 15 maanden. De leeftijd waarop een kind zelfstandig begint te stappen, verschilt enorm. Het is niet abnormaal als je kind pas alleen loopt als hij of zij 18 maanden is.
Oorzaken motorische achterstand
Een achterstand in de motorische ontwikkeling kan verschillende oorzaken hebben. Te weinig beweging, weinig zelfvertrouwen bij het bewegen, een in aanleg aanwezige stoornis of een medische reden kunnen oorzaken zijn van een vertraagde ontwikkeling van het kind.
Voorbeelden daarvan zijn achterblijvende conceptuele vaardigheden, zoals kunnen lezen, schrijven en rekenen, achterblijvende sociale vaardigheden zoals communicatieve vaardigheden en het oplossen van sociale problemen en achterblijvende praktische vaardigheden zoals persoonlijke verzorging, omgaan met geld en gebruik ...
Er zijn verschillende soorten speciaal (basis)onderwijs. Er zijn bijvoorbeeld scholen die speciaal onderwijs (SO) bieden aan leerlingen die zeer moeilijk leren, deze leerlingen hebben vaak een IQ onder de 70. Er zijn ook scholen die speciaal onderwijs bieden aan kinderen met een lichamelijke of meervoudige beperking.
bravouregedrag, nonchalance of het vertellen van fantasieverhalen. Vaak is er sprake van ontkenning van de beperking en zelfover- schatting. Bovenstaande eigenschappen wijzen uiteraard niet altijd op een licht verstandelijke beperking, maar kunnen wel signalen zijn om daar alert op te zijn.
De oorzaken van een afwijkende of vertraagde sociaal- emotionele ontwikkeling kunnen zeer divers en complex zijn, waardoor een volledige opsomming dan ook onmogelijk is, maar problemen op sociaal- emotioneel gebied kunnen mogelijk veroorzaakt worden door: de aanwezigheid van een lichamelijke- of verstandelijke handicap ...
Sommige kinderen behalen de mijlpalen in de motoriek en spraak-/ taalontwikkeling niet of veel later dan andere kinderen, zoals omrollen, iets vast- of oppakken, eten van vast voedsel, zitten, lopen en praten. Indien dit het geval is, zonder duidelijke verklaring, spreken we over een algehele ontwikkelingsachterstand.
Gemiddeld lopen baby's zelfstandig rond hun 18e maand. Iedere baby ontwikkelt zich op zijn eigen tempo, het is dan ook niet erg als je baby een paar maanden eerder of later loopt. Loopt je baby na 2 jaar nog steeds niet, bespreek dit dan op het consultatiebureau.
Een kind met dyspraxie lijkt vooral onhandig, het lopen gaat moeizaam en ze vallen veel. Een bal gooien of vangen, fietsen, zwemmen en skaten, het lijkt allemaal klungelig en heel moeilijk. Het ruimtelijk inzicht is beperkt. Kinderen vinden het niet prettig in het midden van een ruimte, aan de zijkanten is prima.
Dyspraxie is een stoornis bij het verwerken van informatie uit het lichaam, met name uit spieren en gewrichten. Dat leidt tot problemen met zowel de fijne motoriek als de grove motoriek en met motorische vaardigheden.