Type basisaanbod: voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften voor wie het gemeenschappelijk curriculum met redelijke aanpassingen ((opent in nieuw venster)) niet haalbaar is in een school voor gewoon onderwijs. Dit type vervangt sinds september 2015 geleidelijk de types 1 en 8.
Het buitengewoon kleuter- en lager onderwijs type 2 richt zich tot kinderen met een matige of ernstige mentale beperking. Bij De Leerexpert kunnen deze leerlingen een volledig leertraject volgen op dezelfde locatie, van kleuter tot schoolverlater.
Type 2: verstandelijke beperking
Leerling heeft een IQ lager dan 60 en er zijn belangrijke beperkingen binnen het sociaal aanpassingsgedrag. Deze problemen moeten zich voor de leeftijd van 18 jaar uiten.
Buitengewoon basisonderwijs type 5 richt zich tot kinderen die om medische redenen (tijdelijk) in een ziekenhuis of preventorium verblijven.
Buitengewoon kleuter- en lager onderwijs type 6 richt zich tot kinderen met een visuele beperking.
Buitengewoon kleuter- en lager onderwijs type 7 richt zich tot kinderen met Spraak- en Taalontwikkelingsstoornissen (STOS) en een auditieve beperking.
Bijvoorbeeld 'verstandelijke handicap, 'geestelijke handicap' of 'zwakzinnigheid'. Let op: een licht verstandelijke beperking is niet hetzelfde als 'zwakbegaafd'. 'Zwakbegaafd' wordt gebruikt voor mensen met een IQ tussen de 70 en 85. Een verstandelijke beperking kan licht, matig, ernstig of zeer ernstig zijn.
Buitengewoon kleuter- en lager onderwijs type 4 richt zich tot kinderen die door een motorische en/of meervoudige beperking het gewoon onderwijs tijdelijk of permanent niet kunnen volgen.
We spreken van ZB als iemand een IQ heeft tussen de 70 en 85. Mensen met LVB hebben tekorten in de verstandelijke functies (een IQ tussen 50-70) en tekorten in het aanpassingsvermogen die zijn begonnen gedurende de ontwikkelingsperiode.
Je kan tijdens of na het schooljaar overstappen van een school voor gewoon onderwijs naar een school voor buitengewoon onderwijs. Daarvoor heb je een verslag voor een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs of voor toegang tot het buitengewoon onderwijs nodig.
Met autisme naar het buitengewoon onderwijs
In het buitengewoon onderwijs wordt type 9 ingericht voor leerlingen met een autismespectrumstoornis die geen verstandelijke beperking hebben, maar niet in het gewoon onderwijs terecht kunnen.
Wat kan je behalen - Wat na "BuBaO type 2" ? Wanneer de onderwijsinspectie het gevolgde onderwijs als gelijkwaardig* beschouwt met de leerdoelen van het gewoon lager onderwijs, kan een getuigschrift basisonderwijs worden behaald. Dit is volledig gelijkwaardig aan een getuigschrift behaald in het gewoon basisonderwijs.
Kinderen uit type acht kunnen omschreven worden als kinderen met spraak-, taal- of leermoeilijkheden. Kinderen die een normale verstandelijke aanleg hebben maar om één of andere reden niet slagen in de lagere school.
Een minderheid (meeste kinderen met een IQ lager dan 75) kan terecht in het buitengewoon secundair onderwijs (BuSO opleidingsvorm 3).
Het buitengewoon secundair onderwijs (BUSO) richt zich tot jongeren met een handicap of jongeren met leer- of opvoedingsmoeilijkheden. Het buitengewoon secundair onderwijs is opgedeeld in types: Type basisaanbod: kinderen met een lichte mentale handicap en kinderen met leerstoornissen.
Een speciale school is iets anders dan een bijzondere school. Speciaal onderwijs is er namelijk voor leerlingen die niet meekomen op reguliere openbare of bijzondere scholen. Op een speciale school krijgen zij dan intensievere of specialistische begeleiding.
Om uw kind een individueel aangepast curriculum (IAC) te kunnen laten volgen in een school voor gewoon onderwijs of om te kunnen inschrijven in het buitengewoon onderwijs, hebt u een verslag nodig van een centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB).
Wat daarna? Na twee schooljaren bekijken we of je kind terug aansluiting kan vinden in het gewoon onderwijs. Het lerarenteam en CLB helpen jou en je kind bij het kiezen van een studierichting na het lager onderwijs. Dit kan in het gewoon of het buitengewoon secundair onderwijs zijn.
Voorbeelden daarvan zijn achterblijvende conceptuele vaardigheden, zoals kunnen lezen, schrijven en rekenen, achterblijvende sociale vaardigheden zoals communicatieve vaardigheden en het oplossen van sociale problemen en achterblijvende praktische vaardigheden zoals persoonlijke verzorging, omgaan met geld en gebruik ...
Je IQ ligt minder vast dan gedacht. Veranderingen in het volume van bepaalde hersengebiedjes tijdens je pubertijd kunnen je intelligentiescore flink omhoog krikken – of juist omlaag. Je intelligentie, uitgedrukt in IQ, verandert gedurende je leven nauwelijks.
Bij studenten op een universiteit is het gemiddelde IQ 115. Ook voor deze groep geldt dat er studenten zijn die lager scoren dan het gemiddelde. In de normaalverdeling is heel goed zichtbaar dat er qua IQ een grote overlap is tussen studenten op een universiteit en het middelbaar onderwijs.
Met een 'verslag van het CLB' kan een kind kiezen tussen het buitengewoon onderwijs of een individueel aangepast curriculum in een gewone school. Een 'gemotiveerd verslag van het CLB' geeft recht op ondersteuning in het gewoon onderwijs om het gemeenschappelijk curriculum te kunnen volgen.
Bij kinderen wordt meestal gesproken over spraak- en taalontwikkelingsstoornissen (STOS): daaronder verstaan we alle stoornissen in de opbouw van het spraak- en taalsysteem waardoor het praten langzamer of anders ontwikkelt dan bij leeftijdsgenoten, of helemaal niet ontwikkelt.
In een school voor buitengewoon onderwijs is gespecialiseerde hulp aanwezig. De kinderen krijgen er aangepast onderwijs en aangepaste opvoeding, verzorging en behandeling. Het buitengewoon lager onderwijs is ingedeeld in types, volgens de speciale zorg die de kinderen nodig hebben.