Voorbeelden van Nederlandse prefixen zijn her- als in herhalen, herinneren, herkennen; en ver- als in veranderen, vergaan, zich vergissen, verkijken, verzwikken. Andere vormingen zijn bijdrage, bijslag, bijzin, doorgang, doorslag, onkunde, onrecht, opdracht, opslag, opvang, toedracht, toegang, toeslag, toevoeging.
Naast oplopende factuurnummers kun je in FactuurSturen.nl ook een zogenaamde "prefix" opgeven. Hier kun je (optioneel) een uniek woord of code neerzetten dat wordt gebruikt voor alle factuurnummers.
Per betekenis:
1.0 : voorvoegsel in een woord. 2.0 : voorvoegsel in een persoonsnaam. 3.0 : voorvoegsel in een naam of nummer.
Een suffix is een getal of aanduiding dat achter een woord of getal wordt gezet. Het is het tegenovergestelde van een prefix.
Een woord met een voorvoegsel als eerste deel wordt een afleiding genoemd. Voorbeelden van voorvoegsels zijn her- in heropenen, wan- in wansmakelijk, on- in onweer, co- in coauteur. Afleidingen kunnen ook gevormd worden met achtervoegsels.
Achternamen hebben vaak een of meerdere tussenvoegsels (of voorvoegsels), zoals: van, van der, van de. de, den, del. el, al.
Prefixes are letters you can place before a word. Voorvoegsels zijn letters die je voor het woord plaatst. Suffixes are letters that go at the end of a word. Achtervoegsels zijn letters die je achter het woord plaatst.
Een achtervoegsel (of: suffix) is een taalelement dat niet als los woord kan voorkomen, maar aan een grondwoord wordt toegevoegd, waardoor een nieuw woord ontstaat.
Een achtervoegsel (of: suffix) is een taalelement (een affix) dat niet als los woord kan voorkomen, maar aan een grondwoord, de woordstam, wordt toegevoegd, waardoor een nieuw woord ontstaat. Het suffix is een taalkundig achtervoegsel en als zodanig een gebonden morfeem.
VOLGORDE VOORVOEGSELS/TUSSENVOEGSELS EN ACHTERNAMEN
Veel achternamen hebben een voor- of tussenvoegsel (surname prefix), zoals 'van', 'van den'. In Engelstalige landen, maar bijvoorbeeld ook in België, wordt deze als onderdeel van de achternaam beschouwd, in Nederland niet.
Ook het woordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands noemt beide termen in deze betekenis. Onze Taal gebruikt zelf meestal de term tussenvoegsels, omdat voorvoegsels in de taalkunde ook een andere betekenis heeft. Voorvoegsels zijn niet-zelfstandige delen van woorden, zoals her- in herontdekken en ver- in verwonderd.
016 32 47 81, fax 016 32 47 67, gsm 0476 64 69 66. Het prefix staat dus eerst als geheel, dan volgt een spatie en dan het abonneenummer. Als dat bestaat uit zes cijfers, verdeel je het in drie groepjes van twee. Bestaat het uit zeven cijfers, dan komt eerst een groepje van drie: 02 534 20 24.
prefix [prefixed|prefixed] {werkwoord}
voorvoegsel/prefix zijn {ww.} aanvoegen voor {ww.}
Dit is je eerste voornaam zoals deze in je paspoort of op je identiteitsbewijs staat. Dus NIET je roepnaam. Tweede en/of doopnamen laat je achterwege. Dit is je volledige achternaam met spaties.
Wanneer u getrouwd bent vult u als achternaam altijd uw oorspronkelijke achternaam (meisjesnaam) volgens paspoort in. Reizen met uw getrouwde naam of 'echtgenoot van' is niet toegestaan.
Je BTW Suffix is het laatste gedeelte van je BTW nummer.
als trefwoord met bijbehorende synoniemen: achtervoegsel (zn) : suffix.
first name {zelfstandig naamwoord}
Wat is je voornaam? First name, Todd. Voornaam, Todd.
Een woord met een achtervoegsel als laatste deel wordt een afleiding genoemd. Voorbeelden van achtervoegsels zijn -aar in wandelaar, -lijk in voorwaardelijk, -ig in zonnig. Afleidingen kunnen ook gevormd worden met voorvoegsels.
Een achtervoegsel komt (met dezelfde betekenis) niet als afzondelijk woord voor. Achtervoegsels zijn bijvoorbeeld:-je, -tje, -pje, -kje : autootje, zomerkoninkje.
Het Nederlands kent geen voorvoegsel op-. Bij woorden die met op- beginnen gaat het om samenstellingen met het bijwoord op, met een overeenkomstige betekenis. Een voorvoegsel bestaat juist niet als zelfstandig woord in de overeenkomstige betekenis.
Wanneer gebruik je een hoofdletter? Hoofdletters gebruik je in twee situaties: aan het begin van een zin en bij namen. Je gebruikt ze bij namen van personen, bedrijven, instellingen, merken, wetten, boeken, aardrijkskundige plaatsen, talen, dialecten, volkeren, feestdagen en historische gebeurtenissen.
Voorbeelden van voorvoegsels van werkwoorden zijn be-, ver-, ont-, mis- en her-.
Dit gaat vaak over iemands voornaam en doopnaam of tweede naam. Voorbeeld: Johan Hendrik Peterus Smit heeft dan als initialen J.H.P. Het kan echter ook om meer letters gaan dan alleen de voorletter(s). Je kunt met initialen zowel alleen de voorletter(s) als de letters van de voor- en achternaam aangeven.