Ordinaal: de data kunnen worden gecategoriseerd en er is sprake van een duidelijke rangorde. Interval: de data kunnen worden gecategoriseerd, er is sprake van een rangorde en de intervallen tussen de categorieën zijn gelijk (bijvoorbeeld steeds een stap van 10).
Bij een ordinaal meetniveau is de volgorde ook van belang; de waardes kunnen vaak aangegeven worden met een nummer. Een voorbeeld van een ordinale variabele is het aantal sterren van een hotel of het cijfer dat je hebt gehaald op een toets.
Ordinale schaal
Een typisch voorbeeld vormen de rangen in het leger of de onderverdeling tussen opleidingsniveaus: Mavo, Havo, Vwo. Andere voorbeelden zijn: de beoordeling met cijfers in het Nederlands onderwijs, de veelgebruikte 5-puntsschaal (zeer mee oneens – mee oneens – neutraal – mee eens – zeer mee eens).
De reden is dat we hier met verschillende meetniveaus van variabelen te maken hebben. Variabelen kunnen op vier niveaus worden gemeten: nominaal, ordinaal, interval- of rationiveau. De volgorde van deze niveaus is makkelijk te onthouden; de beginletters vormen namelijk het woord 'noir'.
Wat is een ordinale schaal? Met een ordinale of 'geordende' schaal kunt u de mening van een respondent beoordelen over een bepaald onderwerp door middel van een aantal geordende reacties. De reacties kunnen bijvoorbeeld 'Zeer tevreden', 'Tevreden', 'Ontevreden' en 'Zeer ontevreden' zijn.
Ordinaal: de data kunnen worden gecategoriseerd en er is sprake van een duidelijke rangorde. Interval: de data kunnen worden gecategoriseerd, er is sprake van een rangorde en de intervallen tussen de categorieën zijn gelijk (bijvoorbeeld steeds een stap van 10).
Een nominale variabele die meerdere waarden kan aannemen is bijvoorbeeld een eigenschap zoals oogkleur of bloedgroep. Een ordinale variabele heeft een rangorde, zoals bijvoorbeeld opleidingsniveau of BMI-klasse (normaal gewicht, overgewicht, obees).
1. Nominale meting. Dit is het laagste meetniveau, omdat géén aanname wordt gedaan over de relatie tussen de waarden.
Een voorbeeld van een ordinale variabele is “Leeftijd”.
Nominaal en Ordinaal. Kwalitatieve variabelen kun je onderverdelen in Nominale variabelen en Ordinale variabelen. Ordinale variabelen zijn variabelen die niet in een getal zijn uit te drukken (ze zijn immers kwalitatief) maar waar wel een "volgorde" in zit.
Het ratio meetniveau kent dus waarden die numeriek zijn, een bepaalde volgorde hebben, meetbare verschillen hebben, en tot slot een nulpunt hebben. Een voorbeeld is een percentage of inkomen. Tot slot is er een onderscheid tussen discrete en continue variabelen.
Een waarde op ordinaal niveau geeft alleen een volgorde aan. Denk bijvoorbeeld aan opleiding.
Er zijn 4 niveaus te onderscheiden: nominaal, ordinaal, interval en ratio. Het meetniveau van een variabele is bepalend voor de uit te voeren analyse. Variabelen op ordinaal niveau laten zich ordenen.
Om de vraag te beantwoorden of het heet, warm of koud is buiten, gebruikt u een ordinale schaal. Maar om te beantwoorden wat de temperatuur is, gebruikt u een intervalschaal. Een intervalschaal is ook anders dan een nominale schaal, die bestaat uit reacties die geen nauwkeurige of relatieve waarden hebben.
Het staafdiagram wordt, net als het cirkeldiagram, gebruikt om een grafiek te maken van variabelen van nominaal of ordinaal meetniveau.
Het hoogste meetniveau: sprake van een ordening, de afstanden tussen de mogelijke antwoorden zijn gelijk, is in een getal uit te drukken en er is een absoluut 0-punt. Je kunt uitrekenen wat het gemiddelde is én de modus én de mediaan berekenen!
Het absolute schoolvoorbeeld van een variabele met interval meetniveau is temperatuur gemeten in graden Celsius.
De intervalschaal geeft een rangordening weer, maar nu heeft het verschil tussen de waarden wel een betekenis. Eén eenheid verschil verwijst altijd naar hetzelfde verschil. Het nulpunt van de schaal is echter arbitrair. Een voorbeeld van een intervalschaal is de temperatuur in graden of de tijd (als tijdsaanduiding).
Een ja/nee/onbekend vraag is zeker niet ordinaal, en dat meetniveau heb je bij beide variabelen nodig om rangcorrelaties te berekenen.
Een binaire (binary/dichotomous) schaal meet een variabele maar op 2 niveaus, als je ingedeeld wordt op een binaire schaal behoor je of tot de ene of tot de andere categorie. Een bekend voorbeeld is daarvan geslacht, je ben of een man of een vrouw, er zijn geen andere mogelijkheden.
Het nulpunt duidt dus geen afwezigheid aan. Voorbeelden zijn jaartallen, tijdstippen en temperatuur.
Een nominale variabele die slechts twee waarden kan aannemen noemt men dichotoom. Bijvoorbeeld: ja of nee, geslacht (man of vrouw) of een testresultaat (positief of negatief). Een nominale variabele die meerdere waarden kan aannemen is bijvoorbeeld een eigenschap zoals oogkleur of bloedgroep.
Er is sprake van een ordinale variabele (of van een ordinaal meetniveau) als een kenmerk gecategoriseerd wordt in afzonderlijke categorieën, waarbij er wel een rangorde is tussen de categorieën. Bij een ordinale variabele weten we echter niets over de afstand tussen de verschillende categorieën.
Intervaldata wordt gemeten op een numerieke schaal met gelijke afstanden tussen de aangrenzende waarden. Deze afstanden worden “intervallen” genoemd. Doordat de afstanden tussen de verschillende datapunten gelijk zijn, kun je bepaalde berekeningen uitvoeren.
Technisch gezien is de Likertschaal ordinaal, maar als we aannemen dat de afstand tussen elke optie gelijk is, kunnen we deze als intervalschaal beschouwen. De totale likertschaal meet je dus op intervalniveau. De items op de schaal meet je ordinaal.