'Can' en 'could' worden gebruikt om algemene beweringen over mogelijkheid uit te drukken. 'Can' wordt gebruikt voor de tegenwoordige tijd, 'could' voor de verleden tijd: It can be very busy in the mall - Het kan soms erg druk zijn in het winkelcentrum.
Je kunt may en might ook gebruiken als je iets wil vragen. Dit is formeler dan can of could . Should wordt gebruikt om advies of een mening te geven.
Wanneer gebruik je Can? De verleden tijd van Can is Could.
Je kunt en je kan zijn allebei correct. De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij.
Een werkwoord is een woord dat aangeeft welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat. Voorbeelden van werkwoorden zijn gaan, slapen, blijken, zijn en veranderen. Werkwoorden geven aan in welke tijd de zin staat: de verleden tijd, de tegenwoordige tijd of de toekomende tijd.
Bij een vraag in de tegenwoordige tijd gebruik je Does als het onderwerp de derde persoon enkelvoud is (he, she of it) en Do bij elk ander onderwerp. Bij een zin in de verleden tijd gebruik je Did.
In de welbekende notendop: when gebruik je wanneer je er, normaalgesproken, bijna zeker van bent dat iets gaat gebeuren: When Monday comes, the court will sit. If gebruik je als een resultaat (nog) helemaal niet zeker is: Please let us know if you have any problems with the attached.
4 antwoorden
have is voor ik, jij wij zij julllie (zijn) has is voor hij zij en het have: we have to go. has: He has to go.
Will wordt meer gebruikt wanneer iets wordt voorspeld of belooft zonder tijdsaanduiding. Het gaat om een voorspelling of het geven van instructies. Going to wordt gebruikt wanneer er wél een tijdsaanduiding is. Het gaat om een bestaand plan of intentie.
Het verschil tussen should >en ought to >is dat er bij ought to >meestal iemand anders dan de spreker die baat heeft bij het uitvoeren van de noodzaak (bijv. 'my sister' in (6)), terwijl bij het bij should >vaak de spreker zelf is die hier baat bij heeft (zoals in (7)).
They'd love to be friends with you. We'd like to buy some new clothes. De verkorte vorm van would like en would love maak je met 'd like en 'd love.
Werkwoorden zijn de belangrijkste onderdelen van een zin. Er bestaan drie werkwoordsvormen: de persoonsvorm (pv), het infinitief (inf) en het voltooid deelwoord (vdw).
Have is de vervoeging van het werkwoord to have. In de present perfect en past perfect tenses wordt have gebruikt met het werkwoord hebben. Has wordt gebruikt met het werkwoord zijn. Dus, als je een zin maakt met hebben, gebruik je have, en als je een zin maakt met zijn, gebruik je has.
Zijn en hebben kunnen allebei
Werkwoorden van beweging, zoals fietsen, lopen, rijden, vliegen. Deze krijgen hebben als het vooral om de beweging zelf gaat, en zijn als het om de richting waarin de beweging plaatsvindt gaat.