Het kan een ster zijn die ongeveer zo zwaar is als de zon, met een kern van gedegene reerd helium, waaromheen waterstof wordt verbrand. Het kan ook een zware ster zijn waar in de kern helium in koolstof wordt omgezet. In zware sterren raakt het helium niet gedegenereerd.
Dan gaat het om een lichte ster — een 'rode dwerg' — die we met ons blote oog niet kunnen zien. De kernreactie van waterstof naar helium gebeurt er erg traag, waardoor ze lang kunnen blijven stralen. Er wordt geschat dat ze wel 10 biljoen jaar oud kunnen worden.
Wanneer in de kern alle helium is opgebrand, wordt de ster erg instabiel en worden de buitenste lagen weggeblazen. Op die manier ontstaat een planetaire nevel. De kern die overblijft, wordt een witte dwerg. Langzaamaan stoppen alle processen in deze witte dwerg, en wordt de ster een zwarte dwerg.
'Kleine sterren kunnen wel honderd miljard jaar oud worden. Grote worden 'maar' één miljard jaar oud. ' Het proces van verbranding duurt dus zelfs bij heel grote sterren nog ontzettend lang.
De evolutie van een ster begint als een deel van een moleculaire wolk zich samentrekt. Er ontstaat een protoster en vervolgens een jong stellair object. Een ster als de zon wordt dan eerst een T Tauri-ster, en beweegt zich in een Hertzsprung-Russelldiagram in enkele miljoenen jaren naar de hoofdreeks.
Als het helder is kan je ze goed zien als glinsterende puntjes in het donker, maar we zien maar één van die sterren alleen overdag. Dat is de zon. Heel groot en heel dichtbij. Toch is de zon maar een klein sterretje vergeleken met de andere sterren in het heelal.
Het einde van een ster is als de nucleaire brandstof op is. Eerst verbrandt de waterstof en dan het helium. Als alle helium weg is, verdwijnt de nucleaire energie, ontploft het en koelt af.
Ongeveer een week lang schijnt de supernova helderder dan alle andere sterren in haar sterrenstelsel. Daarna dooft ze heel snel. Alles wat overblijft is een heel klein, dicht voorwerp - een neutronenster of een zwart gat - omgeven door een uitdijende wolk van zeer heet gas.
Als een lichtstraal door die trillende lucht gaat, wordt het licht ietwat gebroken. Het resultaat is een fonkelende ster. Het licht van een ster die laag boven de horizon staat, moet een langere weg door de dampkring afleggen. Daarom zullen die sterren meer flikkeren.
Het gevolg is dat er een meteorenzwerm kan worden waargenomen, die vaak enkele dagen kan duren. De bekendste meteorenzwerm is de Perseïdenzwerm, die elk jaar rond 12 of 13 augustus te zien is. De stofjes in die zwerm zijn afkomstig van komeet Swift-Tuttle.
Na uitputting van de waterstof in de kern gaat die omzetting verder in de schil. De buitenlagen van de ster gaan opzwellen: de ster wordt een rode reus. De temperatuur in de kern stijgt tot een waarde van ongeveer 100 miljoen graden. Hierbij ontstaan nieuwe kernreacties waarbij helium wordt omgezet in koolstof.
Niemand heeft ooit een ster zien sterven, maar waarschijnlijk doven ze langzaam uit. De grootste sterren sterven heel plotseling. Tegen het einde van hun leven zwellen ze op tot rode superreuzen, waarna ze uiteindelijk zichzelf opblazen in een enorme supernova-uitbarsting.
Na het sterven
Omdat het hart het bloed niet meer rond pompt, zakt het bloed naar de laagst gelegen lichaamsdelen, de billen en de rug. Op sommige plekken waar het bloed zich verzamelt, ontstaan paarse lijkvlekken (livor mortis). Medicijnen kunnen die verkleuring versnellen.
Dit boek geeft antwoord op de vraag hoe de sterren en sterrenbeelden heten die we in onze streken 's nachts aan de hemel zien staan. Daartoe zijn 48 sterrenkaarten opgenomen: voor elk van de 12 maanden telkens één van de westelijke, noordelijke, oostelijke en zuidelijke sterrenhe… Welke ster is dat ?
Zeven hoofdtypen sterren zijn O, B, A, F, G, K en M, met kleuren variërend van blauw tot rood. Er zijn andere soorten sterclassificaties zoals de spectrale classificatie van Yerkes.
Sterren bewegen natuurlijk niet alleen naar ons toe of van ons af, maar ook zijwaarts. Die beweging is dus te 'zien' aan de hemel (door iedere paar jaar nauwkeurige positiemetingen te doen met telescopen) en deze beweging wordt de eigenbeweging van de sterren genoemd.
Hemellichamen zoals sterren ondervinden hetzelfde effect. Zelf fonkelen zij niet, maar doordat ze door de dampkring schijnen wordt hun licht enigszins afgebogen en gebroken (zoals in een prisma), waardoor de ster licht lijkt te trillen of voortdurend van kleur te veranderen.
Sirius denk ik. De kleuren komen door de atmosfeer.
Een koude neus, reutelen en troebele ogen. Het zijn enkele symptomen die bij mensen die terminaal ziek zijn, wijzen op een naderende dood. Iemand die gaat sterven na een ziekbed, voelt zich steeds zwakker worden en heeft het gevoel dat alle kracht uit het lichaam wegvloeit. Dat kan iemand angstig of onrustig maken.
Een ster is een bolvormig hemellichaam bestaande uit lichtgevend plasma met daarin voornamelijk (ongeveer 72% van de massa) waterstof en daarnaast ongeveer 26% helium. In sterren is de druk en temperatuur van de inwendige gasconcentratie zo hoog dat er kernfusiereacties plaatsvinden.
Sterren worden geboren uit samentrekkende gas- en stofwolken. In zo'n wolk vormt zich eerst een min of meer bolvormige verdichting (een zogeheten globule), die uiteindelijk ineenstort tot een echte ster.
Als het gas binnenin de ster verbruikt is zal de ster langzaam uitdoven. Dit duurt echter miljoenen tot miljarden jaren, dus dat kunnen wij mensen nooit zien gebeuren. Wat we wel kunnen zien is dat sommige sterren aan het uiteinde van hun leven exploderen (we noemen dit een supernova).
Wel 100 keer groter dan de aarde. Door de felheid waarmee de zon schijnt, zien we overdag de andere sterren niet.