Want er staat een vorm van to be (am, is, was) vóór en het werkwoord is deel van het gezegde en niet het onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp in de zin.
Als hulpwerkwoord wordt 'to be' gebruikt voor samengestelde tijden en voor de passief. Het is een onregelmatig werkwoord, dat je het beste uit het hoofd kunt leren. 'To be' kan zowel als hoofdwerkwoord als als hulpwerkwoord gebruikt worden.
De Present Continuous bestaat uit twee delen: een vorm van 'to be' (am/is/are) + een werkwoord met –ing erachter. De Present Continuous van 'to play' is dus: I am / He is / We are playing. Let op! In sommige gevallen moet je er een letter afhalen (bijv. have 𡪠having) of extra bij doen (bijv.
De duurvorm in de tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: - Ik ben aan het sporten. - We zijn aan het zingen.
De present perfect continuous maak je met has / have + been + werkwoord met -ing en gebruik je bij zinnen die: een herhaalde actie beschrijven die is begonnen in het verleden en doorloopt in het heden; Bijvoorbeeld: “He has been going to evening classes.”
'to be' is het werkwoord 'zijn'. Dit werkwoord wordt, net als in het Nederlands, erg vaak gebruikt, zowel in de tegenwoordige als in de verleden tijd.
Is het onderwerp 'ik'? Dan schrijf je aan het eind van het werkwoord alleen een -d. Goed: Ik vind deze schoenen erg mooi. Fout: Ik vindt deze schoenen erg mooi.
De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd. Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten etc. die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn. Het is dus eigenlijk hetzelfde als de Present Simple, alleen dan in de verleden tijd!
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden. Er zijn ook enkele signaalwoorden waaraan je kan herkennen dat je de Present Simple moet gebruiken, bijvoorbeeld: always, never, often, sometimes, usually, on Mondays, during the week, in the weekend.
We gebruiken de present simple als we het hebben over: - feiten --> This book has a red color. - gewoonten --> Bart always bites his nails. - regelmatigheden --> These kids often play with each other.
De indicatief of aantonende wijs is een van de vier 'wijzen' die Nederlandse werkwoorden kunnen aannemen. De andere drie zijn de infinitief (of onbepaalde wijs), de aanvoegende wijs (conjunctief) en de gebiedende wijs (imperatief).
Werkwoorden zijn krachtige woorden omdat ze samengesteld kunnen worden om het verleden of de toekomst te bespreken, hypothetische situaties of mogelijkheden. Zelfs met slechts 50 vaak voorkomende werkboorden in je gereedschapskist, samen met wat andere woordsoorten, kun je al veel dingen overbrengen in het Engels.
Has en have komen van hetzelfde werkwoord af: hebben, in het Engels to have. Je gebruikt has bij enkelvoud en have bij meervoud. Allebei in de tegenwoordige tijd!
De verleden tijd van dit hulpwerkwoord is 'did'. Deze wordt steeds gevormd door een infinitief. Voor de negatieve vorm van de past simple gebruik je dus did+infinitief.
LADY – Past Simple
De verleden tijd in het Engels, past simple, kun je bepalen door de woorden Last, After, Day in the week, Yesterday in de zin te denken of te schrijven. L – Last year we had a great party.
Je gebruikt could als je: iets beleefd wilt vragen. wilt zeggen dat je iets kon (verleden tijd) specifiek wilt zeggen dat je iets zou kunnen.
Modale werkwoorden (of modals) zijn hulpwerkwoorden die je gebruikt om extra betekenis te geven aan een hoofdwerkwoord in een zin. Modal verbs hebben geen infinitief en komen altijd voor in dezelfde vorm. Ze worden niet aangepast in de derde persoon enkelvoud en hebben dus geen 's' bij 'he', 'she' en 'it'.
Future tense. De vorm to be going to gebruik je om aan te geven wat je van plan bent, of wat vast wel zal gebeuren (een voorspelling). Een vorm van het werkwoord to be + going to + de 1ste vorm van een werkwoord. I am going to do my homework tonight.
De toekomende tijd (future tense) is eigenlijk helemaal geen aparte tijd, maar gewoon een vorm van de tegenwoordige of verleden tijd. Je maakt hem door shall/will of would toe te voegen. En ook de Present Simple en de Continuous worden gebruikt om de toekomst te beschrijven.
'Future' staat voor toekomende tijd of toekomst. In het Nederlands zeggen we vaak dat iets gaat gebeuren en daarmee hebben we weinig verschil tussen of we het zeker weten of niet. In het Engels is dat wel zo en zijn er verschillende manieren om te praten over de toekomst.