De overgang van een hoge natuurlijke bevolkingsgroei naar een lage natuurlijke bevolkingsgroei.
Wat het demografisch transitiemodel eigenlijk doet, is het vergelijken van geboorte- en sterftecijfers. Op deze manier kan de bevolkingsgroei of –afname worden afgeleid. Op het moment dat het geboortecijfer hoger is dan het sterftecijfer, spreken we van een geboorteoverschot.
Fase 1: Het geboorte en het sterftecijfer zijn nagenoeg gelijk. Dat komt omdat er na de geboorte al veel kinderen overlijden, omdat er nog te weinig goede gezondheidszorg is. Eigenlijk zijn er op dit moment geen landen meer in de wereld die in fase 1 zitten, dus waarin dus het sterftecijfer nog heel erg hoog is.
Nederland heeft alle fasen van het demografisch transitiemodel al doorlopen. "Na het voltooien van de demografische transitie zien we een laag geboortecijfer en een laag sterftecijfer.
Fase 5: Post Modern
In deze fase is het sterftecijfer hoger dan het geboortecijfer, de bevolkingsomvang neemt dus af in deze fase. Welvarende landen zoals Japan bevinden zich in deze fase, waarin de bevolking aan het krimpen is.
Het geboorteoverschot van een land of een bepaald gebied is het verschil tussen het aantal levend geboren kinderen en het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners. In landen met een hoog geboortecijfer kan dit geboorteoverschot 40 ‰ bedragen, maar het kan ook negatieve waarden aannemen.
Dit kan een 'jeugdbult' ('youth bulge') veroorzaken, een oververtegenwoordiging van jongeren in de leeftijd 18-24. Het gevolg hiervan is dat vrij plotseling een grote groep jongeren toetreedt tot een arbeidsmarkt die deze grote toevloed niet kan verwerken. De (jeugd)werkloosheid zal hierdoor explosief toenemen.
De groene druk is het aantal personen jonger dan 20 jaar als percentage van het aantal 20-64-jarigen. De grijze druk is het aantal 65-plussers als percentage van het aantal 20-64-jarigen. Personen jonger dan 20 jaar zitten vaak nog op school en werken daarom niet of minder. Ouderen zijn dikwijls gepensioneerd.
Sociale bevolkingsgroei is het aantal immigranten minus het aantal emigranten in een gebied. Dit getal noem je ook wel het migratiesaldo.
Relatieve overbevolking = Toestand waarin de bevolking groeit voorbij de bestaansmiddelen en de landbouw- en voedselproductie de bevolkingsgroei niet kan bijhouden.
De demografische druk is een getal wat uitdrukt hoe groot het verschil is tussen door de werkende klasse (dit wordt gezien als mensen tussen de 20 en 64 jaar oud) en de klasse die door deze mensen onderhouden moeten worden, de ouderen (65+'ers) en de jongeren van de samenleving (mensen tot de 20, gemiddeld gezien).
Demografische factoren zijn externe invloeden die te maken hebben met demografie, ofwel de opbouw en samenstelling van de bevolking. Denk hierbij bijvoorbeeld aan leeftijd en de hoogte van het inkomen.
Vergrijzing houdt in dat het aandeel ouderen in de totale bevolking toeneemt. In de twintigste eeuw is het aantal 65-plussers in Nederland meer dan vertienvoudigd: van 0,3 miljoen in 1900 tot 3,4 miljoen in 2020. Daarmee nam het aandeel 65-plussers in de totale bevolking toe van 6% naar 19,5%.
De verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 20 jaar en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. Dit cijfer geeft inzicht in de verhouding van de jeugd tot het werkende deel van de bevolking.
Nederland heeft het 4de transitiemodel en Brazilië heeft het 3de transitiemodel. De 3de fase betekent: Het geboortecijfer neemt af, terwijl het sterftecijfer laag is.
Een bevolkingspiramide is een grafiek of diagram van de leeftijdsopbouw van een bevolking in de vorm van een rug-aan-rug-histogram voor mannen en vrouwen.
Hoe reken ik het sterftecijfer van een land uit? Het sterftecijfer is het aantal sterfgevallen per 1.000 inwoners in een gebied in één jaar.
De bevolking van een land kan groeien of afnemen doordat er baby's worden geboren en er mensen doodgaan. Om hier mee te kunnen rekenen gebruiken we twee begrippen: Het geboortencijfer is het aantal geboorten per jaar per 1.000 inwoners. Het sterftecijfer is het aantal sterfgevallen per jaar per 1.000 inwoners.
De Nederlandse bevolking groeide in 2021 met 115 257 inwoners (inclusief correcties). Dat zijn 6,6 mensen per duizend inwoners. Aan het eind van 2021 telde de bevolking 17 590 672 mensen. De bevolking groeit als er meer immigranten dan emigranten zijn en als er meer kinderen geboren worden dan er mensen overlijden.
De demografische druk is dus hoog wanneer er veel jongeren en ouderen zijn in een land. De grijze druk is hoog wanneer er veel ouderen zijn in een land en de groene druk is hoog als er veel jongeren zijn.
De som van het aantal personen van 0 tot 20 jaar en 65 jaar of ouder in verhouding tot de personen van 20 tot 65 jaar. Dit cijfer geeft inzicht in de verhouding van het niet-werkende deel van de bevolking tot het werkende deel van de bevolking.
Demografie behelst de studie van de omvang, structuur en spreiding van de bevolking, en hoe de bevolking in de tijd verandert door geboorten, sterfgevallen, migratie en veroudering. De demografische analyse kan op de gehele maatschappij, of op specifieke groepen betrekking hebben.
Wellicht de grootste verandering is het aantal Afrikanen. [2] In 1960 waren dat er 283 miljoen. In 2020 zijn het er inmiddels meer dan 1,3 miljard – een kolossale groei, bijna een vervijfvoudiging.
Er zijn 2 soorten gewapende conflicten: Internationale conflicten: spelen zich tussen staten af. Denk aan de oorlog die de VS in Irak voerde. Interne conflicten of burgeroorlogen: blijven meestal binnen de grenzen van landen.
Er worden in Nederland steeds minder kinderen geboren, blijkt uit recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Hoewel de verklaring in eerste instantie altijd werd gezocht bij economische problemen, blijkt het kinderaantal ook te dalen omdat vrouwen langer studeren en steeds meer flexwerken.