draai, draaiing, keer, kronkeling, omdraaiing, ommekeer, ommezwaai, rotatie, tournure, verandering, volte, zwenk.
beschrijven, bespreken, handelen over, gaan over, spreken over. betreffen (ww) : gaan over, handelen over, te maken hebben met.
aangaande, betreffende, inzake, nopens, omtrent, rond, ten aanzien van, wat .. aangaat, wat betreft. aangaande (vz) : betreffende, inzake, naar aanleiding van, nopens, omtrent, over, ten aanzien van, wat betreft.
dienst doen, figureren, functioneren, fungeren, occuperen, opereren, optreden, werken. opereren (ww) : functioneren, handelen, handelend optreden, optreden, te werk gaan, werken.
goed (bn) : betrouwbaar, bevredigend, bruikbaar, degelijk, deugdelijk, geldig, gepast, geschikt, handig, passend, proper, solide. goed (bn) : behoorlijk, tevredenstellend, voldoening gevend.
Het woord adequaat kent meerdere betekenissen, maar de meest gebruikte synoniemen zijn “passend” of “op de juiste manier”. Ook woorden als “voldoende” of “correct” geven de betekenis van het woord weer. Adequaat wordt meestal gebruikt om de handeling van een persoon te beoordelen.
Iet. Iets. Iets anders (crypt.) Ietwat.
als trefwoord met bijbehorende synoniemen: zijn (ww) : aanwezig zijn, staan, uithangen, verkeren, vertoeven, verwijlen, zich bevinden, zitten.
betrekkelijk, naar verhouding, verhoudingsgewijs. als synoniem van een ander trefwoord: naar verhouding (bn) : evenredig, proportioneel, relatief.
precies op tijd komend. nauwgezet.
wandelen (ww) : een blokje om gaan, een luchtje scheppen, een wandeling maken, flaneren, kuieren, lopen, zich vertreden. wandelen (ww) : drentelen, rondslenteren, slenteren.
(had, gehad), bezitten. als trefwoord met bijbehorende synoniemen: hebben (ww) : beschikken over, bezitten, de beschikking hebben over, genieten, houden, in bezit hebben, in eigendom hebben, in het bezit zijn van.
tamelijk ; billijk. als trefwoord met bijbehorende synoniemen: redelijk (bn) : aannemelijk, behoorlijk, billijk, civiel, gemotiveerd, humaan, matig, ordentelijk, passelijk, raisonnabel, rationeel, rechtvaardig, schappelijk, schikkelijk, verantwoordelijk, verstandelijk, verstandig, zinnig.
Normen komt van het Latijnse woord norma hetgeen winkelhaak, richtsnoer, maatstaf of regel kan betekenen. Normen zijn concrete richtlijnen voor het handelen; ze regelen het dagelijks sociale verkeer. Het zijn algemeen aanvaarde gedragsregels.
aangenaam, aardig, amusant, behaaglijk, charmant, fijn, gelukkig, gemakkelijk, genoeglijk, gezellig, goed, grappig, jofel, lekker, leuk, lollig, plezant, prettig, vermakelijk, vlot. enig (bn) : beeldig, dol, fijn, grappig, heerlijk, leuk, ongeëvenaard, onvergelijkelijk, schitterend, verrukkelijk, voortreffelijk.
Antwoord: Een kaars.
De rolschaats werd voor het eerst in 1863 door zijn uitvinder James Plimpton aan het grote publiek getoond. Deze uitvinding is echter serieus te betwisten. Plimpton was degene die als eerste een patent nam.
damp, grondmist, mist, mistbank, smog. smoor (zn) : damp, mist, nevel.
Proportie definities
(v.) Uitspraak: [pro'pɔrsi] Verbuigingen: proportie|s (meerv.) grootte ten opzichte van andere afmetingen of ten opzichte van een samenhangend geheel Voorbeeld: `De werkloosheid neemt dramatische proporties aan.
bijv. naamw. 1) Aan geen kwaad denkend 2) Braaf 3) Candide 4) Eerlijk 5) Gedachteloos 6) Ingénu 7) Innocent 8) Kinderlijk 9) Lichtgelovig 10) Naïef 11) Niets kwaad vermoedend 12) Ni...
Resonantie is het verschijnsel dat een voorwerp mee gaat trillen met een van buitenaf opgelegde trilling (een gedwongen trilling). De frequentie waarmee een voorwerp uit zichzelf trilt wordt eigenfrequentie genoemd.
lief (bn) : aanhalig, aardig, beelderig, behulpzaam, beminnelijk, bevallig, charmant, doddig, goed, hartelijk, honnig, schattig, snoeperig, snoepig, snoezig, vriendelijk, zoet, zorgzaam.