Bij het oxymoron (de klemtoon ligt op mo) gaat het om twee begrippen die op het eerste gezicht niet samen lijken te gaan, al worden ze wel zo gepresenteerd. Een bekend voorbeeld is 'Er viel een oorverdovende stilte. ' Dat is eigenlijk gek: oorverdovend hoort juist bij lawaai.
Een voorbeeld van een paradox is: 'Kalm aan, en rap een beetje! '. Op het eerste gezicht lijkt deze zin niet logisch omdat 'kalm' en 'rap' een tegenovergestelde betekenis hebben. Wanneer je iets langer nadenkt en de zin nogmaals lees, dan staat er eigenlijk dat iemand snel rustig moet worden.
Een anafoor is een stijlfiguur, die bestaat uit het herhalen van steeds weer een of meerdere woorden aan het begin van elkaar opvolgende zinnen of zinsdelen. Deze stijlfiguur is veelgebruikt in de retoriek.
Antithese (tegenstelling): Het naast elkaar plaatsen van tegenstellingen of tegengestelde begrippen noemt met antithese. Paradox: Een paradox is een schijnbare tegenspraak.
Een litotes is een stijlfiguur waarbij men door middel van een ontkenning of een verkleinvorm iets schijnbaar verkleint of afzwakt, maar juist met de bedoeling het des te sterker te doen uitkomen.
Bij een pleonasme herhaal je vaak een deel van de betekenis van een woord. Meestal gebeurt dit door een combinatie van een bijvoeglijk naamwoord met een zelfstandig naamwoord of een werkwoord. Voorbeelden hiervan zijn: ronde bal, omlaag vallen, weer hervatten, aanwezige bezoekers, valse voorwendsels.
Wat wordt bedoeld met een metafoor? Een metafoor is een vorm van beeldspraak: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders, waarmee het een overeenkomst vertoont. Zo is het schip der woestijn een metafoor voor een kameel: de kameel wordt vergeleken met een schip.
Een hyperbool is een stijlfiguur waarbij iets opzettelijk in grote mate wordt overdreven. Het beoogde effect is versterkend en vaak ironisch of komisch.
Bij alliteratie (door het veelvoudig gebruik in de Germaanse literatuur ook wel Germaans rijm genoemd) zijn de eerste klinkers of medeklinkers van twee of meer beklemtoonde woorden hetzelfde. De woorden staan vaak naast of dicht bij elkaar, maar dit is geen harde eis.
Een climax is een veelgebruikte stijlfiguur voor een hoogtepunt waarnaar wordt toegewerkt doordat in een opsomming (enumeratie) van gelijksoortige elementen hun betekenis steeds in kracht toeneemt.
Climax: Een reeks woorden die in betekenis steeds sterker worden. Bijvoorbeeld: Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.
Een repetitio is een herhaling. Het is een stijlfiguur om een tekst aantrekkelijk te maken. Voorbeeld van een repetitio: – Tijdens het zomerkamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we te eten kregen.
De hyperbool is een overdrijving. Hiermee kun je extra nadruk leggen op een gevoel of een emotie. Je moet een hyperbool niet letterlijk nemen; kijk maar eens naar de volgende voorbeelden: Ik lach me dood!
Een tegenstelling wordt ook wel antithese genoemd. Een tegenstelling is een stijlfiguur. Het houdt in dat twee tegengestelde termen worden gebruikt in een zin om de tekst te verlevendigen. Een voorbeeld van een tegenstelling is: 'In de stille kamer knettert zij van woede'.
Metonymie (ook wel: metonymia) is een stijlfiguur. Je gebruikt metonymie als je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. Dat woord roept datgene wat je bedoelt als het ware op. Zo kun je spreken van koppen tellen, terwijl je bedoelt: 'mensen tellen'.
Het parallellisme ook parallellie is een stijlfiguur waarbij twee (of meer) zinswendingen naar inhoud of naar vorm min of meer gelijk zijn. Vaak wordt deze stijlfiguur toegepast om de betreffende zinnen of zinsdelen meer nadruk te geven. Parallellisme is kenmerkend voor de Bijbelse poëzie.
Sterke overdrijving in de uitdrukking, vaak met komische of ironische intentie (humor), die de kracht van het gezegde wil verhogen. De hyperbool is het tegenovergestelde van het understatement.
De tweede vorm van beeldspraak is de metafoor . Hierbij gebruikt de schrijver een ander woord dan wat hij bedoelt met dezelfde betekenis als het bedoelde. Een metafoor lijkt veel op een als-vergelijking. Het verschil is dat in een metafoor er geen gebruik wordt gemaakt van als en het bedoelde wordt niet genoemd.
De metafoor (de lastigste, vind ik) heeft veel weg van de vergelijking, je geeft een beeld van wat je bedoelt maar je zegt het in feite minder expliciet dan in een vergelijking; het beeld heeft een overeenkomst met wat je bedoelt: mijn broer leeft in een zwijnenstal.
Zuivere metafoor
Gaat ook uit van een vergelijking maar hier wordt alleen het beeld gegeven, terwijl de werkelijkheid waarnaar verwezen wordt, buiten de formulering blijft.
Nieuwe vorming van een tumor. Kan kwaadaardig of goedaardig zijn.
Een pleonasme bestaat uit twee woordsoorten, vaak een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord drukt een eigenschap uit die al besloten ligt in het zelfstandig naamwoord. Denk bijvoorbeeld aan witte sneeuw.
Het verschil tussen het pleonasme en een tautologie is dat er bij het pleonasme iets wordt gezegd vóór het woord, wat het woord zelf al uitdrukt (denk aan de houten stam). Bij een tautologie wordt er hetzelfde gezegd met een ander woord.